bij Marcus 1: 12-15 / 1e zondag Veertigdagentijd
Vóór hem op het blauwe kleed
lag zijn zelfgemaakte bol
met zijn kleuren en patronen
waarop zijn stralende gezicht
alle aandacht had gericht:
wat een feest daarop te wonen.
De hele dag speelde
hij ermee, wat nooit verveelde.
Toen kwam de slag: de bol bewoog
zich naar de rand en stuiterde
eraf nadat een slang loog.
En Hij, Hij zocht en riep “waar ben je?”
Heel diep zag hij zijn bol, beschadigd,
nu vies, haast buiten zijn bereik.
Hij was in tranen, maar niet moedeloos:
“Ik haal je op – wacht maar, je wordt iets moois.”