Koffie (Laura Reedijk)


KOFFIE

Ja hoor, jullie krijgen zo eten, zei Lise tegen de beide katten, de zwarte en de witte die op het eerste geluid van de elektrische koffiemolen aan waren komen snellen en nu in afwachting van brokjes verwachtend naar haar op keken.
Het was een zaterdagmorgen in juni. Het had dagen achter elkaar geregend en het huis was klam en vochtig geworden. Het was die morgen zo kil geweest, dat ze de verwarming even aan had gedaan om de ergste kou te verdrijven.
De geur van koffie verspreidde zich door de keuken en plotseling was ze in Friesland, op de boerderij van haar grootvader die ze natuurlijk pake noemde. Hij was al jaren dood. Was het door de geur van de koffie of had de vochtigheid in huis ineens de sfeer van Paasvakanties op de boerderij opgeroepen? Ze had heerlijke herinneringen aan die veilige plaats, aan het spelen in de schuur, aan de warmte en de geur en het snuiven van de koeien, aan het wijde Friese land vlakbij de zee, aan leeuweriken en tureluurs, aan de brave hond Bruun.
Er kwamen meer herinneringen boven, aan het slapen in de bedstee, veilig en beschut achter de deurtjes, aan het ‘schemeren’ in de kamer als het te donker was om nog te lezen en te vroeg om de petroleumlamp al aan te steken.
Ineens zag ze haar oom Piet voor zich die wel eens op het harmonium speelde en ’s zondags op het orgel in de kerk. Hij had haar een keer mee naar boven, naar het orgel, genomen. Met kousenvoeten bespeelde hij de pedalen.
Ze herinnerde zich hoe ze haar grootvader eens in verlegenheid had gebracht door hem, op weg naar de kerk, een arm te geven. Het was een uiting van tederheid waarmee hij geen raad wist. Haastig had hij zijn arm losgemaakt en rondgekeken of niemand het had gezien.
Wat was het toch merkwaardig dat er door een bepaalde geur of sfeer een heel verleden kon oprijzen, zoals nu door de geur van de koffie.
Of kwam het door de lichtval?
Het was bewolkt. Er stond een harde wind. De tuin was erg groen.
Was het een glimp van de beuk die in Friesland voor het raam had gestaan, die ze zag?
Het was een schitterende beuk geweest, met een machtige stam en een grote kroon, zeker honderd jaren oud.
Na de dood van pake was de beuk omgehakt, omdat hij zoveel licht wegnam. Ze had het gevoeld als heiligschennis.
Wonderlijk dat ze ineens aan Friesland moest denken. Het kwam door de geur van koffie en door de lichtval en de vochtigheid in huis, maar er was nog iets: het rook in huis ook naar teer. Ze had de verwarming die wekenlang uit was geweest even aangedaan. Er was teer van de dakbedekking langs de pijp van de verwarmingsketel boven gedropen. Nu de kachel weer aan was gedaan, rook ze die geur, waardoor ze aan de geur van turf werd herinnerd. In een Paasvakantie van lang geleden had ze – ze zat nog op school en logeerde op de boerderij van haar pake – aan een werkstuk zitten schrijven in een kamer die haast nooit werd gebruikt. Oom Piet had de kachel die met turf werd gestookt voor haar aangelegd. Wat was het een vredige vakantie geweest, met de beuk groot en glorieus voor het raam, de wind buiten en vrede binnen.

De koffie was klaar. Het gevoel dat ze in Friesland was verliet haar niet. Misschien kwam het ook wel door de poezen die nu ijverig hun brokjes aten. Op de boerderij waren altijd katten.
Ineens werd ze zich bewust dat niet het beschuttende dak van die fiere boerderij haar het gevoel van geborgenheid had gegeven dat haar daar omhulde, noch pake of oom Piet. Het was tante Trijntje geweest, die Trientsje werd genoemd. Zij was niet eens een echte tante, ze was na de dood van grootmoeder, beppe, huishoudster geworden bij pake en oom Piet. Tante Trientsje had die grote boerderij tot een veilige schuilplaats gemaakt, zij had haar altijd met liefde ontvangen. Ze herinnerde zich de warme kruik die tante Trientsje voor haar had gemaakt toen ze hevige buikpijn had wegens naderende ongesteldheid.
Het was de onvoorwaardelijke liefde van tante Trientsje geweest die haar zo goed had gedaan. Nu was tante Trientsje al jaren dood, net als pake en oom Piet. Maar de gedachte aan haar verwarmde haar.

Ze schonk de koffie in. Een gevoel van geluk beving haar. Met een schok realiseerde ze zich dat de boerderij van pake en tante Trientsje nu in haar eigen huis was en niet alleen omdat er de geur van koffie en van teer hing, maar omdat ze zich veilig voelde in haar eigen huis.
Eindelijk hoefde ze niet meer op zoek te gaan naar tante Trientsjes in haar leven. Ze was haar eigen tante Trientsje geworden.
Die paar minuten in de keuken vervulden haar met een gevoel van dankbaarheid. Op deze kille morgen kreeg ze uitzicht. Hier was het geluk te vinden. Ze streelde de poezen en riep naar boven: ‘Koffie!’

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *