Op zoek (Saskia Schouten)

Noord Korea

OP ZOEK

Mijn ouders denken dat ik in Griekenland zit met Sifra, mijn vriendin. Ze stonden er wel even van te kijken toen ik hun vertelde dat ik maar liefst vier weken op vakantie zou gaan. Maar toen ze het bedrag zagen dat ik had gespaard, begrepen ze wel dat ik eens helemaal afstand wilde nemen van alles, na het geblok voor mijn VWO-examen. Ik ben geslaagd! Dat geeft me een heerlijk gevoel!!
Al mijn vrije tijd besteedde ik aan het werken bij een juwelier en dat heeft behoorlijk wat opgeleverd.
Nu zit ik al ruim drie weken in China! Wie had dat ooit kunnen denken? Ik, Faré Roek ben naar China gegaan om mijn biologische ouders te zoeken! Ik ben namelijk geadopteerd en hoewel ik fantastische ouders heb, wil ik toch op zoek naar mijn roots! Mijn biologische ouders zijn destijds vanuit Noord-Korea naar China gevlucht door de grensrivier over te zwemmen, een levensgevaarlijke onderneming! Ze ontsnapten ternauwernood aan de dood toen er op hen geschoten werd. Maar ze zijn God zij dank ontkomen. Ik heb er geen notie van of ze God kennen, maar ik ben Hem enorm dankbaar dat mijn ouders niet gedood werden.
Uiteindelijk zijn ze opgevangen door vriendelijke mensen bij wie ze een tijdlang hebben gebivakkeerd. Toen ik geboren werd, was er geen ruimte en geen geld om mij te verzorgen en op te voeden, dus hebben ze mij te vondeling gelegd bij een weeshuis. Daar hebben mijn Nederlandse ouders mij later opgehaald.

Na veel speurwerk op internet en via allerlei instanties, ben ik erachter gekomen waar ik mijn ouders moet zoeken. Het is zeer waarschijnlijk dat ze in het dorp Yunyin wonen.

Morgen gaat het gebeuren! Ons reisgezelschap bezoekt een stad vlakbij Yunyin. Vandaaruit zal ik een taxi nemen, dat móet lukken. Ze zullen me niet missen, want we hebben geen strak programma. Het is de één na laatste dag en de meesten zullen deze dag benutten om uitgebreid te winkelen en souveniers te kopen.

Ik ben behoorlijk zenuwachtig en krijg die morgen bijna geen hap door mijn keel. Het lukt me om een taxi te nemen en als we de stad uit zijn, slaakt de chauffeur ineens een kreet en brengt de auto tot stilstand. In het Engels vraag ik wat er aan de hand is. Hij wijst op het dashboard waar een lampje brandt dat normaal niet hoort te branden, begrijp ik uit zijn halfbakken Engels. Hij maakt duidelijk dat hij om hulp gaat bellen, maar dat het wel lang kan duren. Nou, daar zit ik echt niet op te wachten, dus besluit ik te gaan lopen. Het is tenslotte maar drie kilometer, dat moet te doen zijn.
Ik groet de chauffeur die zegt dat ik er zeker ruim een uur over zal doen omdat de weg verderop steeds slechter wordt. Ik bedank hem voor de tip en begin te lopen.

Ik loop al een half uur als er uit een zijweg een man aankomt die tot mijn schrik naast me gaat lopen. O help, wat is die van plan? Straks lig ik hier voor Pampus in de bosjes nadat ik verkracht ben. Een angst maakt zich van mij meester als hij zijn hand op mijn arm legt en iets in het Chinees zegt. In het Engels antwoord ik bibberend dat ik zijn taal niet spreek, ondanks mijn uiterlijk.
Hij haalt zijn arm weg en tot mijn verrassing begint hij in vloeiend Engels tegen me te praten. Hij vertelt dat ik niet bang hoef te zijn. Ik ervaar dat er rust van hem uitgaat.
“Ik ben Kim en ben op weg naar Yunyin. Ik ga daar goed nieuws brengen.”
“Goed nieuws?” herhaal ik verbaasd. Hij kijkt om zich heen om er zeker van te zijn dat niemand hem hoort, tenminste, dat vermoed ik. Wat zou hij te vertellen hebben? Mijn angst is verdwenen, ik ben alleen nog maar nieuwsgierig. Net als hij wil beginnen te praten, horen we een geluid uit de bosjes komen. We kijken gelijktijdig opzij. Er slaat opnieuw een golf van angst door me heen! Struikrovers? Waar ben ik toch aan begonnen met zo’n wandeltocht? Ik word ineens doodsbang! Was ik maar nooit alleen op weg gegaan!
Kim loopt de struiken in en komt terug met een broodmager meisje. Ze heeft een angstige blik in haar ogen maar Kim weet haar gerust te stellen. Mijn angst vloeit uit me weg bij het zien van dit graatmagere meisje.
Dan lijkt het of ze me herkent. Ze zegt iets en het enige dat ik versta is: “Korea”.
Kim vraagt haar iets en ze haalt haar schouders op. Dan wendt hij zich tot mij en zegt dat hij vermoedt dat ze een Noord-Koreaanse vluchtelinge is. Ik krijg een schok! Gevlucht uit Noord-Korea, dat waren mijn ouders ook! Voor ik het besef, vertel ik mijn hele verhaal aan Kim. Zijn blik gaat van verbazing over in nieuwsgierigheid. Ook lees ik er bezorgdheid in. Hij moet ongetwijfeld een heel gevoelige man zijn.
“Weet je de namen van je ouders?” vraagt hij.
“Shiko en Foeing Lei,” antwoord ik.
“Yunyin is zo klein, we zullen hen ongetwijfeld vinden.” Mijn hart maakt een sprongetje. Wat geweldig dat ik Kim tegen ben gekomen!
Hij begint een gesprek met het meisje. Ik hoor dat het geen Chinees is dat hij spreekt, dus moet het Koreaans zijn. Die Kim is ook van alle markten thuis!
Hij vertaalt voor mij en vertelt dat het meisje Fai heet, twintig jaar is en voor veel geld door een mensensmokkelaar in een boot de rivier over is gestoken, samen met haar ouders en broer. Helaas zijn deze aan de overkant doodgeschoten en kon Fai ternauwernood ontkomen. Sindsdien zwerft ze door China.
Ik voel me geschokt, ontzet! Om ervan te weten, is iets heel anders dat het letterlijk voor me te zien. Het dringt tot mij door dat ik er niet geweest zou zijn als mijn ouders ook neergeschoten waren. Tranen wellen op in mijn ogen en ik weet niets te zeggen.
Dan begint Fai een gesprek met Kim. Ik vang het woord “Yeshua” op en vraag me af of ze het over Jezus heeft. Ik ben razend nieuwsgierig en wacht tot Kim het woord eindelijk tot mij richt. Hij vertelt dat Fai het heeft over het goede nieuws waar hij het platteland in deze streek mee rondgaat. “Dat wilde ik je vertellen net voor we Fai vonden. Wellicht heb je wel eens over Jezus gehoord?” Ik knik en besef meteen dat het in China niet zo vanzelfsprekend is. “Fai vertelt dat ze Zijn naam heeft gehoord. Hij zou het volk van Noord-Korea komen redden.”
“Hoe weet ze dat?” vraag ik. Na weer een samenspraak tussen Kim en Fai, vertelt Kim dat ze er verder niets van weet maar dat ze iets heeft opgevangen.
Dan haal ik een broodje uit mijn tas en geef dat aan Fai. De dankbaarheid die uit haar ogen straalt, zal ik nooit vergeten! Ik geef Kim ook een broodje en kom tot de conclusie dat ik niets meer over heb.
delen.
Geeft niets, ik heb tenslotte vanochtend nog gegeten, al was het niet
veel. Ik word er helemaal blij van dat ik van mijn overvloed heb kunnen
delen.
Langzaam genietend verorbert Fai het broodje en ik wilde dat ik haar meer kon geven.
“Wat smaakt dat verrukkelijk!” zegt ze stralend en vertelt dan dat ze de laatste week alleen maar gras heeft gegeten, wat resten uit de vuilnis-bakken en water heeft gedronken.
“Gras?” roep ik verbijsterd.
“Bij ons is bijna niets te eten. Het is heel normaal om gras te eten. Zelfs kannibalisme komt hier en daar voor.” Ik krijg een gevoel alsof ik over moet geven. Hoe is zoiets mogelijk? Terwijl Kim en Fai verder praten, hul ik me in stilzwijgen. Zouden mijn ouders ook gras hebben gegeten? Of was het in die tijd beter?
Ik word uit mijn gepeins gehaald door Kim, die zegt dat we zo het dorp binnengaan. “Luister: ik breng jullie naar mensen die ik ken. Zij hebben vaker hulp verleend, als dat nodig was. Maar ik druk jullie op het hart om voorzichtig te zijn. Zodra we het dorp binnen wandelen, moeten jullie zwijgen. Als men Engels en Koreaans hoort praten, sta ik niet voor de gevolgen in. De politie trekt in deze streek fel van leer tegen alles wat buitenlands is en alles wat tegen het regime ingaat. Ik zal die mensen vragen of ze een adres voor Fai kunnen regelen en natuurlijk vraag ik naar je biologische ouders, Falee.” Ik glimlach om dat “Falee” en wil hem bedanken voor de moeite die hij, als vreemde, voor me doet. En niet te vergeten het risico dat hij neemt. Ik kan ineens niets meer zeggen, tranen druppen uit mijn ogen. Even slaat Kim zijn arm om mijn schouders en drukt me tegen zich aan. Dan verman ik me en samen met hem en Fai loop ik het dorp binnen.

Nadat Kim een roffel in een bepaald ritme op de deur geeft, wordt die opengedaan en wenkt een kleine vrouw ons naar binnen. Fluisterend doet Kim zijn relaas, terwijl Fai en ik achter hem blijven staan. De vrouw gebaart naar een paar gammele stoelen waarop we aarzelend plaatsnemen. Kim gaat ook zitten en even later komt de vrouw met een grote pan binnen, die ze op tafel zet. Ze haalt een paar kommen uit de
kast en schept ze vol. Even later genieten we van een heerlijke soep. Wat voor soep het is, zou ik niet weten maar hij smaakt in ieder geval verrukkelijk.

Dan horen we buiten een hels kabaal. Voor ik besef wat er gebeurt,
wordt er op de deur gebonsd. Ik zie de schrik levensgroot aanwezig in de ogen van de gastvrouw. Dan wordt de deur gemolesteerd en worden er geweren op ons gericht…

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *