Fiets (Jaap van den Beukel)

 FIETS

Henk was altijd fietser geweest. Als hij ver in het verleden dacht, kwam hij altijd en vanzelf bij z’n eerste fiets terecht, maar hij kon zich met geen mogelijkheid het merk meer herinneren. Hij kreeg het ding om de vier kilometer te overbruggen tussen hun nieuwe huis en de school. Omdat hij toen een klein kereltje was, had hij moeite om – zelfs met het zadel in de laagste stand – bij de trappers te komen, en dus werd daar aan weerzijden een houten blok van een centimeter of zeven dikte opgezet. Dat ging prima.
De middelbare school was nog drie kilometer verder van huis en het stond wat gek om daar nog met een fiets met blokjes aan te komen, dus die gingen eraf. In de tweede klas ging die fiets hard piepen. Repareren was duur, maar na veel heen en weer gepraat kreeg hij zijn vader toch zo ver om een andere te kopen. Maar wel tweedehands en de eenvoud zelve.
Nooit zal hij zijn eerste fietsvakantie vergeten. Het woord ‘vakantie’ was op zichzelf al vreemd voor hem, want daar hadden ze thuis geen tijd voor, maar met die nieuwe tweedehands fiets lonkte de verte. En dat werd dus samen met vriendje Piet – die in dezelfde financiële positie verkeerde – een volle week op de fiets naar Luxemburg. Van de buurman kon Piet een oude zespersoonstent lenen, die bij Henk achterop moest, maar zo zwaar was dat hij op de heenweg al binnen de eerste twintig kilometer drie keer een lekke band kreeg. Hij gaf er niet om, plakte de band telkens met plezier en reed dan weer met een vrolijk gevoel verder tot de volgende klap. In het dichtstbijzijnde stadje kwamen ze gelukkig een fietswinkeltje tegen met een eigenaar die graag tegen een redelijke prijs even een nieuwe en betere band monteerde. Ze hadden een geweldige vakantie, maar wat ze nog nooit hadden meegemaakt was dat ze tegen een flinke heuvelhelling moeiteloos werden gepasseerd door twee jonge Belgen, die fietsen met versnellingen hadden!!! Nooit van gehoord! En zijn verbazing nam nog meer toe toen hij veel later en op een kwade dag een mountainbike over het fietspad zag razen, gevolgd door massa’s racefietsen in evenzoveel uitvoeringen.

Een paar jaar later fietsten Henk en Piet op een mooie voorjaarsdag door de duinen, en daar kwamen ze twee verdraaid leuke meisjes tegen, allebei op een gewone fiets. Piet had vrij snel door dat zijn meisje leuk was voor heel even, maar Henk bracht zijn keuze ’s avonds naar haar huis, twintig kilometer van het zijne vandaan, fietste daarna die twintig naar zijn eigen huis weer terug en dat heeft hij jaren volgehouden, tot hun huwelijksdag. Zij gingen niet met zo’n enorme auto naar het stadhuis, maar gewoon op de fiets. Zij achterop.
Henk werd vanzelfsprekend vertegenwoordiger van een kleine fabrikant van fietsen. De eerste weken maakte hij daarvoor gebruik van een bestelwagen, waarin een stuk of zes verschillende fietsen stonden, maar omdat dat voor hem zo ongeveer de omgekeerde wereld was, stond zijn werkgever hem na een ernstig maar inspirerend gesprek toe de fietsenwinkels in zijn werkgebied bij wijze van proef per fiets te bezoeken. Het resultaat daarvan was opzienbarend: nooit eerder had een fietsagent zoveel belangstelling voor zijn producten gekregen als Henk na deze ommezwaai. Per dag fietste hij minstens 80 kilometer van klant naar klant en bij weer en wind, en hij deed dat fluitend: aanschouwelijker kon hij zijn koopwaar niet maken.
Totdat. Totdat twee jaar nadat zijn experiment was begonnen een zeer luxe auto door het rode licht reed op een moment dat Henk juist door het groene fietste. Dat leverde hem een zo ernstig gebroken been op, dat fietsen voorlopig niet meer lukte. Henk verdween dus een poosje uit zijn werkwereld, zijn plaatsvervanger haalde de bestelwagen weer te voorschijn en de verkoop daalde.
Iemand die zo in zijn hobby én werk opgaat, kan het echt niet opbrengen om maandenlang thuis te wachten tot zijn beenbotten weer aan elkaar gegroeid zijn. Dat lukte Henk dus ook van geen kanten. In die tijd ontdekte hij dat zijn fiets zijn leven was geworden: het lukte hem niet om over welk ander onderwerp dan ook iets creatiefs te bedenken.

Achteraf was het volkomen logisch dat hij in die omstandigheden ging nadenken over het vervoer per fiets voor mensen met een gebroken been. Of een andere handicap. Binnen twee maanden legde hij de plannen voor een totaal nieuw model driewieler met handaandrijving aan zijn werkgever voor, drie maanden later was de productie – en dus ook de verkoop – in volle gang met hulp van een fraaie reclamecampagne plus een opzienbarend interview in een radiorubriek. Het allereerste exemplaar ging natuurlijk vanaf de lopende band naar Henk, die daar erg trots op was, maar er zelf niet zoveel meer aan had omdat zijn been echt aan het beterende been was. En dus dacht hij heel diep na over een soort vervoermiddel voor mensen die door welke omstandigheden dan ook – gezondheid, leeftijd, enzovoort – niet in staat waren om al te veel kracht aan hun voortbewegen te besteden. Twee jaar later verscheen dus de eerste elektrische fiets op Neerlands fietspaadjes en de intensiteit van het fietsverkeer nam bijna per dag en zienderogen toe. Het fietsgenot bereikte grote hoogten en dat was na enkele jaren van enorme invloed op de lichamelijke en geestelijke inspanning van een bijna ontelbare en dagelijks groeiende mensenmassa.
Totdat. Totdat geconstateerd moest worden dat het aantal ongelukken waarbij fietsen en fietsers betrokken waren, bijna nog harder steeg dan het aantal verkochte fietsen. Dat betekende dat de verkeersveiligheid steeds meer aandacht kreeg, en dat er honderden kilometers betere en bredere fietspaden moesten worden aangelegd. Daardoor daalde de werkloosheid met grote sprongen, hetgeen ’s lands economie zeer ten goede kwam.
Het bleef niet bij invalidenwagentjes en elektrische fietsen. Uit een uitgebreid marktonderzoek bleek een enorme behoefte aan fietsen die veel harder gingen dan de gewone en/of elektrische fietsen en waarmee je in kortere tijd een veel grotere afstand kon afleggen, tot soms wel 40 á 50 kilometer per uur. Ook daarvan mocht Henk dus het eerste exemplaar in ontvangst nemen, wat wel tot gevolg had dat hij moest verhuizen omdat zijn oorspronkelijke en eenvoudige woning weliswaar een schuurtje in de tuin had, maar waarvan de deur na een paar jaar niet meer dicht kon omdat de hele recente fietsgeschiedenis erin moest worden opgeborgen. Het leek wel een fietsmuseum.
Henk realiseerde zich na een jaar of tien fietsontwerperij dat hij later weleens kon worden beschouwd als de grondlegger van de nieuwe fietsenwereld. Omdat goede voorbeelden altijd worden gevolgd, kreeg hij er in de daarop volgende jaren tientallen collega’s bij, en schoten de nieuwe fietssoorten als racefietsen uit de grond. En hoewel Nederland altijd – en nog steeds – ’s werelds grootste fietsland was, kregen al die nieuwe soorten Engelse namen, en was er na een jaar of twintig geen sterveling meer op de wereld te vinden die wist welke fiets er met welke naam werd bedoeld. Ze hadden allemaal wel één en hetzelfde doel: harder, harder, harder, meer, meer. Superbike dit en Speed pedelec dat, hybridefietsen of mountainbikes, e-bikes, fietsen met stinkende motoren, fietsen met een groen of blauw kentekenpaatje die zestig kilometer per uur scheurden. En hoe die ligfiets-met-die-kop-eruit heette, heeft hij nooit kunnen onthouden.

Fietspaden werden verbreed, steeds ouderen zag je op steeds snellere fietsen steeds langere tochten sneller maken, het aantal verkeersongelukken nam in korte tijd schrikbarend toe, ziekenhuizen en begrafenisondernemers kregen het een stuk drukker, het openbaar vervoer kreeg steeds minder te doen, de werkgelegenheid liet enorme verschuivingen zien. Toen het metroverkeer in de grote steden door de fietsontwikkelingen bijna geen passagier meer te vervoeren had, kwam een uitvinder zelfs op het idee om in al die ondergrondse tunnels voortaan alleen fietsen toe te laten. Daardoor werd het straatverkeer flink ontlast. Nog een paar jaar later kwam de Super-drone-speed-cycle op de markt, met aangebouwde vleugeltjes, die de fietser op een hoogte van een meter of drie door de lucht deden vliegen. Maar daar had je dan wel een vliegbewijs voor nodig.

Toen het zover was gekomen, deed Henk op een goede middag de deur van zijn grote, volle schuur open, en zag achteraan die hele oude fiets zonder versnellingen staan. Het kostte hem moeite en tijd om die fiets te voorschijn te toveren. Hij pompte de banden op, had vanwege zijn leeftijd moeite met opstappen, maar fietste een kwartier later de smalle hobbelpaadjes van de prachtige hei op. Op een bankje rustte hij even uit en keek met een enorm blij gevoel de schitterende natuur in. Geen mens te zien. Geen fiets ook.
Het was alsof hij een nieuwe, schitterende, ontspannen wereld had ontdekt: de kalme, gevaarloze wereld van heel vroeger. En hij hunkerde ineens en intens naar het geluk dat hij toen op dat oeroude fietsje met blokken had gevoeld.