In de opruiming (Jaap van den Beukel)

IN DE OPRUIMING

Johan stierf in 1990 na – zoals in de overlijdensadvertentie stond – een gelukkig huwelijk van 49 jaar en op de gezegende leeftijd van 78 jaar. Zijn vrouw Wilma overleed drie jaar later op precies dezelfde leeftijd, en vanzelfsprekend was die ook gezegend, want veel variatie zit er niet in het taalgebruik in dat soort advertenties. Het waren sobere advertenties, want de nalatenschap en het zuinige leefpatroon lieten niet toe dat ook in de landelijke dagbladen mededeling van hun heengaan werd gedaan. Er werd een bescheiden aantal rouwkaarten rondgestuurd en er kwam een berichtje met een grijs rouwrandje in het plaatselijke huis-aan-huisblad, en dat was het dan wel. Ze werden samen in één graf begraven, omdat ze hun hele leven onafscheidelijk waren geweest en dat ook graag daarna nog zo lang mogelijk wilden voortzetten.

Hun hele huwelijksleven hadden ze op een kleine boerderij gewoond, gesappeld, geleefd, gelachen, gehuild, de eindjes aan elkaar geknoopt. Hun arbeidsinspanningen lagen vrijwel louter op agrarisch gebied, hun financiële draagkracht was al die jaren flinterdun geweest, hun liefde en seksuele inspanningen hadden drie gezonde kinderen opgeleverd.
Het boerenbestaan was meer hun lot dan hun streven geweest. Toen Johan jong en sterk was, had zijn vader hem op de boerderij nodig om te helpen de kosten van een talrijk gezin bij elkaar te zwoegen, en kon zijn wens om te studeren niet in vervulling gaan. Later kwam daar gewoon niet meer van omdat zij hun eigen kinderen als bij inhaalbeurt wilden laten studeren, zodat die wél konden worden wat ze graag wilden. Dat lukte met moed, beleid en armoe.
De oudste – Hans – deed het goed in de handel in bloembollen, de tweede – Willy – werd lerares op een christelijke huishoudschool en de derde – Piet – bereikte na veel vallen en opstaan zijn droom: een boekwinkel. Alle drie trouwden ze, alle drie kregen ze kinderen. In het ene gezin waren de problemen en vreugden wat groter dan in het andere. Eén ding was absoluut zeker: het was een harmonieuze familie, waaraan Johan en Wilma tot op hun oudste dag veel plezier beleefden. En die kinderen realiseerden zich bijna elke dag dat ze alles te danken hadden aan het sjouwen en ploeteren, aan de liefde en zorg van hun ouders. Die gingen op de 65e verjaardag van Johan met pensioen, de boerderij werd verkocht en in een bescheiden rijtjeshuis vond het echtpaar rust, waar ze maar slecht aan konden wennen.
Zo leefde de hele familie vele jaren naast en met elkaar, ieder in het eigen huis, met eigen partner en kinderen, werk, beroep, vrienden, gewoontes, hebbelijkheden en onhebbelijkheden, liefhebberijen en hekelhebberijen. En toen zijn jongste kleinkind vier was, werd bij Johan een – of dè – ernstige ziekte geconstateerd. Na anderhalf moeilijke jaren overleed hij. De begrafenis straalde dankbaarheid uit, maar iedereen was verschrikkelijk bedroefd, Wilma het meest. Drie jaar later werd er bij haar een begin van dementie geconstateerd. En dat niet alleen: de ziekte waaraan Johan was overleden, nam ook bezit van haar, alsof ze ook dat met hem wilde delen. Na drie jaar vol verlangen werd zij weer met Johan herenigd. Het rijtjeshuis en wat schaarse bezittingen werden verkocht, de opbrengst door de kinderen gedeeld. ’t Viel niet eens tegen.

Als je genoeg geld hebt – of ervoor over hebt – , dan kun je een eigen, eeuwigdurend graf kopen. Doe je dat niet, dan wordt je lichaam op de meeste begraafplaatsen alleen de eerste vijftien jaar met rust gelaten. Een paar maanden voordat die voorbij zijn, rolt er dan bij het oudste kind een sombere brief van de gemeente of de kerk in de bus: de termijn is verstreken, maar als u wilt dat uw geliefden nog langer in hun graf vertoeven, moet daar wel flink voor betaald worden. En als u dat niet wilt of kunt, dan bieden we u een goedkopere oplossing: we doen uw ouders letterlijk in de opruiming en dat is geheel gratis.
Zo ging het ook bij Johan en Wilma. Vijftien jaar na het overlijden van Wilma ontving Hans een brief met de ligtarieven voor de komende vijf en tien jaar, en mocht u daar niet de voorkeur aan geven, dan wijzen wij u op de mogelijkheid om ….

Het overleg binnen de familie werd per mail gevoerd. Binnen twee dagen had Hans de antwoorden van zus Willy en broer Piet binnen. Willy deelde in voorzichtige bewoordingen mee dat ze in al die jaren maar één keer een bezoek aan het graf van haar ouders had gebracht, dat haar dat toen niet zo heel veel had gedaan en dat ze daarom nu een lichte voorkeur had om het contract niet te verlengen. Hans was het daar volkomen mee eens.
Het begin van het antwoord van Piet was vrijwel gelijk aan dat van Willy, maar de conclusie was totaal anders. Hij was in al die jaren slechts twee keer op de begraafplaats geweest, maar zou toch graag voor tien jaar bijtekenen. En mochten broer en zus dat teveel vinden, dan konden ze toch ook beginnen met vijf jaar?
Er moest dus vergaderd worden en omdat het een teer onderwerp was, moest er heel voorzichtig worden gemanoeuvreerd. Hans zelf was het met Willy eens: dat graf deed hem helemaal niks en dan is veertig euro per kind per jaar toch een flink bedrag. Als hij ieder jaar veertig euro moest betalen om hooguit één of twee keer per tien jaar een bezoek aan het kerkhof te brengen, dan was dat wel een heel erg duur toegangskaartje… Daarom hadden hij en Willy allebei een lichte voorkeur voor beëindiging van de grafrechten, en het woordje ‘licht’ maakte het om tactische redenen minder zwaar. Piet moest wel bedenken dat zijn standpunt om niet te ruimen, voor zijn broer en zus toch behoorlijke financiële consequenties had. Hans keek zeer ernstig en indringend, en op het gezicht van Piet verscheen een onzekere twijfelblik. Zijn antwoord was dienovereenkomstig:
‘Ja, eh, eh, ja, dat begrijp ik wel, denk ik, eigenlijk, maar ja, kijk hè, als het alleen om geld zou gaan: weten jullie nou nog hoeveel wij indertijd van vader en moeder hebben geërfd? Eigenlijk. Dus?’
Ze waren er niet zeker meer van. Vijftien jaar was zo lang geleden. En door de inflatie zou dat nu wel helemaal niks meer waard zijn.
‘Ja, nou, eh, ja, ik heb het nog even nagekeken, en volgens mij was het zoiets van eh, eh, dertigduizend gulden per persoon.’
In twee tellen was de zekere glimlach weer terug op het gezicht van Hans: ‘Dertigduizend gúlden! Dértigdúizend gúlden! Wat is nou dértigdúizend gúlden, vijftien jaar later? Vijf procent inflatie per jaar, en dan van de gulden naar de euro. Dan is dertigduizend gulden na vijftien jaar toch helemaal niks meer waard?’
Piet wist dat Hans daarmee zou komen: een handelaar maakt dat soort berekeningen. Hij keek dus heel onzeker het raam uit, en zei:
‘Gek vraagje. Staat er nu meer of minder dan dertigduizend gulden of zeg veertienduizend euro op jullie spaarrekeningen?’
Onrustig geschuif, een andere blik.
‘Ja, wat heeft dat er nou mee te maken? We zijn vijftien jaar verder….!’
‘Ja, dat weet ik wel. Maar heb je dat nu nog of niet?’
Willy keek ineens heel gedecideerd: ‘Dat hoef ik jou natuurlijk niet te vertellen.’ Hans was het daar roerend mee eens.
‘Nee’, zei hij, ‘daar heb jij niks mee te maken en dat gaan we jou niet vertellen, dat is echt privé.’ Piet zag weer twee blikken vol triomf.
‘Dat snap ik en daar hebben jullie absoluut het recht toe. Maar als je dat geld vijftien jaar geleden tegen drie procent rente op de bank had gezet, dan bracht dat na één jaar negenhonderd gulden of ruim vierhonderd euro op. En elk jaar nog een beetje meer. Zo groeide dat bedrag elk jaar best aardig. Na vijftien jaar zou er dan geen veertienduizend maar zo ongeveer achtentwintigduizend euro op die rekening staan. Daar hebben we nooit iets voor hoeven te doen, we hebben het gewoon van vader en moeder gekregen. En als je al die jaren niks van die rekening hebt afgehaald, zouden we daar nu ieder elk jaar zo’n 840 euro rente op krijgen. En dat groeit maar door. Dus moet het niet zo moeilijk zijn om daarvan voor dat graf veertig euro per jaar opzij te leggen, dan houden we er per persoon nog 800 van over.’
Hij zweeg heel even, maar voegde daar onmiddellijk aan toe:
‘Maar dat geld kan me helemaal niks schelen, hoor. Ik wil alleen maar graag dat ze bij elkaar kunnen blijven.’

De stilte duurde zeker een volle minuut, de triomf was weer totaal van de gezichten verdwenen en er viel alweer een stilte. Niet lang, want wederom nam Willy gedecideerd het woord:
‘Ja maar, ik weet niet of het nou wel zo christelijk is om elk jaar zoveel geld te besteden aan iets waar we in feite niet zoveel aan hebben. Met z’n drieën betalen we ieder jaar wel honderdtwintig euro aan grafrechten. Dat zouden we eigenlijk veel beter aan een liefdadig doel kunnen schenken. Daar kun je bijvoorbeeld in een ontwikkelingsland twee mensen elke dag te eten voor geven. Dat is dan ook aftrekbaar voor de belastingen, en daar kun je er dan nog één te eten van geven… ‘
Ze keek zéér voldaan om dit dodelijke argument.

Piet keek naar buiten. Er verscheen een hele dunne glimlach om z’n mond, want hij wist dat ook dit argument zou komen.
‘Ja’, zei hij, ‘je hebt helemaal gelijk: voor vijf euro per maand ofwel zestig euro per jaar kun je iemand in een ontwikkelingsland te eten geven. Dat doe ik al vijftien jaar, voor een stuk of zes mensen die dat geld van pa en ma veel harder nodig hebben dan ik. Mooi voorstel Wil, en je kunt dat inderdaad ook van de belasting aftrekken. Maar nu we het toch over christelijk hebben: moeten we in dit verband ook niet nog even aan het vijfde gebod denken?’
‘En dat is?’ vroeg Hans, die blijkbaar niet zo bijbelvast was.
‘Dat is: Eer uw vader en uw moeder’.
‘Nou en? Dat doe ik echt wel, hoor. En Wil ook.’
‘Zonder twijfel. Maar er staat nog iets achter: Eer uw vader en uw moeder, opdat hun dagen verlengd worden in het stukje land dat God hen samen heeft gegeven. Daar gaat het om, en niet om de vraag hoe vaak wij bij hen op bezoek gaan en wat elk bezoek dan kost. Het gaat om hen, niet om ons.”
De stilte was angstwekkend. Tien minuten later namen ze afscheid. Ze zouden er allemaal nog eens diep over nadenken.

Piet begreep niks van het standpunt van broer en zus. Hij dacht er drie dagen over na, overlegde intensief met zijn echtgenote, wikte en woog. Toen vonden broer en zus een opmerkelijk bericht in hun inbox.
Piet schreef dat opruiming hem niet lukte. Voor hem was het altijd vanzelfsprekend geweest dat het graf van zijn ouders zolang hij leefde nooit geruimd zou worden. Zoals zij hun leven lang voor hem hadden gezorgd en alles voor hem over hadden gehad, zo zou hij er niet aan moeten denken om hen nu uit hun rust en bij elkaar vandaan te halen. Maar nu hij had begrepen dat broer en zus daar anders over dachten, stelde hij voor dat hij de grafrechten voor de volgende vijf jaar en zo mogelijk nog langer alleen en uit eigen zak zou betalen. Hij hoopte dat ze zijn standpunt zouden respecteren en vroeg of hij even het bankrekeningnummer van Hans mocht ontvangen, zodat die voor de afwikkeling met de gemeente kon zorgen.
Het antwoord kwam twee dagen later. Ze vonden het een goed voorstel, dat recht deed aan alle meningen en zij accepteerden het vanzelfsprekend. En het gironummer was……

Drie jaar later was er een reünie van en voor alle kinderen en kleinkinderen van Johan en Wilma. Toen er een stuk of vier rondjes waren vergeven, ging het oudste kind van oudste kind Hans op een stoel staan en stak met ietwat onvaste stem een feestrede af over het onderwerp ‘Een prachtige familie’. Na zo ongeveer één minuut liet hij in z’n onschuld vallen dat hij toevallig vorige week nog even bij het graf van zijn grootouders was gaan kijken: ‘Ze lagen er echt heel vredig bij’, zei hij. ‘Het leek alsof de steen mij toe-glimlachte.’
Als door een wesp gestoken, keken Hans en Willy tegelijk naar Piet. Van de ene op de andere seconde veranderden ze sneller dan een stoplicht van kleur en sprongen ze op rood. Piet deed alsof hij het niet zag…
De volgende dag stond er vierhonderd euro extra op zijn bankrekening. De zes mannen en vrouwen in de Dominicaanse Republiek en op Haïti die een poosje later te horen kregen dat er elke dag eten voor hen beschikbaar was, hadden geen flauw idee aan wie ze dat te danken hadden.

De daders lagen op een kerkhof. Ergens in Nederland.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *