Witte donderdag (Laura Reedijk)

wittedonderdag

WITTE DONDERDAG

We waren op de morgen van Witte Donderdag met een aantal minder validen bijeen in een kleine zaal van het verzorgingshuis, waarvan ik dominee was, om er het Heilig Avondmaal te vieren.
Enkelen liepen er zelf heen, met moeite. Zij hielden zich vast aan de leuning in de gang of steunden op hun looprek. Maar de meeste van deze breekbare mensen op hoge leeftijd werden in rolstoelen gebracht. Ze werden aan de wit gedekte tafel gezet. Er werd ‘met hen gedaan’, zoals met Jezus gedaan werd aan het eind van zijn leven. Híj werd overgeleverd in de handen van mensen. Maar de handen die deze oude mensen aan tafel brachten, waren van vriendelijke helpsters.
We lazen het verhaal van de voetwassing uit Johannes 13, waar Jezus zegt: ‘Indien Ik u niet was, hebt gij geen deel aan mij.’
En ik zei in mijn meditatie dat het, als je zo oud en invalide geworden bent, erg moeilijk is dat je niet eens meer jezelf kunt wassen. Je moet door anderen gewassen worden. En ik sprak over de intimiteit van die handeling. Ik noemde ook het wassen van baby’s die aan jouw liefdevolle handen worden toevertrouwd. En hoe fijn het is als je je als oud geworden mens, die in alles afhankelijk is geworden, kunt toevertrouwen aan vríendelijke handen. Maar het blijft toch altijd moeilijk, omdat we ons schamen voor onze naaktheid en hulpeloosheid.
‘Indien Ik u niet was hebt gij geen deel aan mij.’ Als wij ons door Christus laten wassen, krijgen wij deel aan Hem.
Tijdens de maaltijd op de morgen van deze Witte Donderdag kregen wij deel aan Hem. Wij kregen en deelden brood en wijn, het lichaam van Christus, en vormden ook sámen zijn lichaam. Daardoor hadden wij ook deel aan elkaar.

Dat werd mij heel duidelijk toen een van de demente dames begon te babbelen. Het was storend voor ons allemaal. Een van de andere dames zei: ‘Zet haar maar even dicht bij mij neer. Als ik haar hand vasthoud, wordt zij wel stil.’ De diaken schoof de rolstoelen van de dames naast elkaar. De ene mevrouw hield vriendelijk de hand van de ander vast. ‘Koud, uw hand’, zei deze, maar ze hield hem stevig vast en werd stil.
We aten het brood en dronken de wijn en we zongen het prachtige lied: ‘Als ik het wond’re kruis aanschouw’. Een van de andere dames neuriede in de stilte, toen brood en wijn werden rondgegeven: ‘Stille nacht, heilige nacht.’

En zie, het was zeer goed.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *