In memoriam

(Overgenomen met toestemming van het Historisch Documentatiecentrum voor het Protestantisme, Vrije Universiteit, Amsterdam.
Foto: Tjerk de Reus.)

In memoriam: Jaap Zijlstra

* Wassenaar 5 september 1933
† Amsterdam 22 december 2015

Jaap Zijlstra

Tussen kerst en oudjaar 2015 brachten we Jaap Zijlstra naar Zunderdorp. In het volle kerkje zaten zijn volgers. Daar waren ook social-media-volgers bij. Jaap zette iedere avond om 00.00 uur een gedicht van zichzelf op Facebook. Op 11 december had hij daar, uitgeput en met de dood voor ogen, afscheid genomen met het gedicht ‘Verwachting’:

Als de dag begint te doven
en de zon mij niet meer ziet,
als de schemering gaat komen
en ik stil word van verdriet,
als de nacht valt en mijn vogel
niet meer opdaagt met een lied
na mijn duisternis Uw licht
na mijn zwijgen Uw gedicht.

Een week eerder had hij op Facebook een ander gezicht laten zien in een vernuftig sinterklaasvers:

Op 5 december heeft in Jorwerd
een ezelin een E verorberd,
in Blija rept men van een hond
die blij van zin de H verslond,
terwijl in Ee een pony leeft
die met plezier de P in heeft.

Maar in zulke light verse was hij geen ander mens. Jaap schreef naast christelijke poëzie en liedteksten ook vele diergedichtjes en limericks. Hij was een opgewekte man die van vele kanten van het leven genoot en tegelijk aan vele moeiten van het leven meedroeg.
Hij groeide op in Wassenaar, werd boekhouder op een school, was actief in Youth for Christ, werd in 1967 in het Friese Duurswoude gereformeerd predikant op artikel 8 (wegens ‘singuliere gaven’) en later in Delfzijl, Vorden, Amsterdam. Hij was vooral evangelisatiepredikant en ging veel voor in de Diensten met Belangstellenden in de kerk aan het Spui en in de Engelse kerk op het Begijnhof. Door heel het land hield hij preek- en spreekbeurten. Hij kwam in het vrijwilligerswerk terecht als buddy van aidspatiënten. Van 1987 tot 1990 was hij tv-presentator van NCRV’s Kerkepad. Hij leidde gesprekskringen met homo’s. Bij dit alles bleef hij zijn leven lang vrolijk orthodox.

In de jaren vijftig begonnen in Jong Gereformeerd en Ontmoeting gedichten te verschijnen van de jonge Jaap Zijlstra. Zoals bij het schilderij ‘Ecce homo’ van Roeland Koning, de oudere Wassenaarse schilder met wie hij bevriend was. Koning had een magere Christus geschilderd met een bezeerd gezicht en een doorn diep in zijn voorhoofd. Zijlstra dichtte daarbij:

Hij heeft een bloedneus
net als ik toen
zei de kleine jongen.

De vrouw
die koeken bakken wou
voor de Pasen
liep het schilderij
voorbij
op Goede Vrijdag.

Toen ik dat in 1957 voor het eerst las, kende ik die dichtersnaam eronder nog niet. Dat veranderde. Ik kocht zijn bundels, later kreeg ik ze van hem, altijd met een opdracht voorin. Hij publiceerde zo’n dertig dichtbundels en ook verhalen. Rond 1970 leerde ik hem kennen in Schrijverscontact, een club van christen-auteurs, waarvan Jaap vele jaren eerst voorzitter, daarna secretaris was.
Ik zocht Jaap op in zijn Vordense pastorie. Er hing een aantal schilderijen van de jonge Henk Helmantel die toen nog in grote vlakken schilderde. Later verving Jaap die door andere Helmantels die beter bij hem pasten: stillevens, kerkinterieurs. Af en toe kwam ik bij hem in zijn flat aan de Keizersgracht, in de eerste plaats om met hem te praten, maar ook voor zijn Weissenbruch, zijn Jan Mankes, zijn Roeland Koning. Daar stond ook een kopie van de Doornuittrekker, het beeld van de mooie jongen in het Museum Capitolini in Rome. Hij had een prachtige verzameling kunst. Het hing en stond er vol in zijn grote kamer. Hier en daar was ook een niet onverdienstelijk schilderijtje van hemzelf te vinden. Hij stierf in het ziekenhuisbed dat daar tussen zijn schilderijen en plastieken gezet was.

Jaaps vrienden en kennissen wisten natuurlijk dat hij homo was. In 1983 kwam hij daarvoor ook openlijk uit tijdens een preek in Ermelo. Sindsdien vermeed hij dit onderwerp niet meer in interviews. Al eerder had hij bij Schrijverscontact een coming out in een zelfpresentatie. Ik zie nog hoe George Puchinger hem onafgebroken en schijnbaar flegmatiek aanstaarde. Na afloop kwam Nel Benschop op Jaap af, ze kuste hem en zei: ‘Nu hou ik nog meer van je.’
Uitgeverij Kok wilde in 1991 zijn bundel met liefdesgedichten Ik zie je zo graag niet uitgeven uit angst voor een slechte verkoop en voor schade aan Jaaps goede naam. Dat Jaap met zijn volgende bundels toch terugkwam bij Kok getuigt van zijn goede gebrek aan rancune.

In 1970 werd Jaap Zijlstra in Trouw door Redbad Fokkema uit de literatuur geweerd met de woorden: ‘Zijlstra is een typisch conventioneel christelijk dichter, die koketteert met zijn frustraties en geen kans ziet het geloof op waarlijk moderne wijze, of op de wijze der poëzie tot uitdrukking te brengen.’ Het ging over Jaaps eerste bundel Land in zicht (1969). Maar zo’n debutant geef je toch het voordeel van de twijfel, zeker als je daarin onconventionele oneliners leest als

Vandaag
een dominee gehoord
die Jezus
in een preek tijds
heeft vermoord.

Fokkema is nooit van deze onwijsheid teruggekomen, hoewel hij toch nog dertig jaar tijd kreeg om Jaaps literaire ontwikkeling te volgen. Gerrit Komrij, die aan de Keizersgracht wel eens bij Jaap binnenliep, koos in 2004 twee gedichten van hem voor de ‘Dikke Komrij’. Dat was een literaire erkenning, na het donkere licht van Fokkema.

Rond de eeuwwisseling hebben Jaap en ik samen met Klaas de Jong Ozn. een poëziebloemlezing gemaakt, Symbolen en cimbalen. De beste gedichten uit de christelijke traditie van de twintigste eeuw (2000) We voerden onze discussies aan de middeleeuwse kloostertafel in Jaaps grachtenpand. De groeven en spleten in die tafel markeerden ons werk als klus in dienst van de literatuurhistorie. Symbolen en cimbalen werd gepresenteerd op een bijeenkomst van Schrijverscontact, waar Jaap communicerend heen en weer liep tussen Willem Barnard, Michel van der Plas, Inge Lievaart, Hilbrand Rozema, Willem Jan Otten, Ria Borkent, Koos Geerds, Len Borgdorff, René van Loenen, dichters die hun door ons gekozen bijdrage kwamen voorlezen. Jaap zelf kreeg er vijf gedichten in, een hoog aantal.
Jaap heeft zich niet veel in de algemeen-literaire kringen bewogen. Daarvoor had hij het te druk als pastor, prediker, buddy. Wel liet hij zich zien in de kringen rond het christelijk literair tijdschrift Liter, waar hij niet alleen de oudere Willem Barnard, met wie hij bevriend was, ontmoette, maar ook de jongere generatie.
In 2010 ontving Jaap in een volle Rode Hoed de vierde (en laatste) Dr C. Rijnsdorpprijs. Hij werd gekozen omdat hij in de christelijke literatuur sinds 1970 het meest consistente oeuvre had opgebouwd van poëzie en liedteksten.

Die liedteksten voor de kerkelijke gemeente vormen een hoofdstuk apart in Jaap Zijlstra’s dichtersleven. Aan het ‘oude’ Liedboek voor de kerken kon hij nog nauwelijks meedoen, omdat dit vooral een ‘hervormde zaak’ was. In het nieuwe Liedboek kreeg hij negentien liederen. Hij was er geweldig blij mee en kon, vermagerd door zijn laatste ziektes, nog bij de presentatie aanwezig zijn.
Kort voor de verschijning werd hij gerevalideerd na een reeks tia’s, een herseninfarct en een zware maagkankeroperatie. Ik schreef hem in zijn revalidatiecentrum. We hadden in de kerk net die dag zijn lied ‘Ik breng een rechter aan het licht’ gezongen, over de Messias, de knecht Gods uit Jesaja 42. Zou dat ook in het nieuwe Liedboek komen? Ik verwachtte, in zijn ziekte, geen antwoord. Maar warempel, ik kreeg een brief terug. Zijn mooie, hoekige handschrift was bijna weer als vanouds. ‘Het komt erin hoor,’ schreef hij (Liedboek 459). Het is een van zijn mooiste liederen, vloeiend, zonder haperingen, en mede daardoor troostend:

Een riet dat buigt in weer en wind,
zo is mijn knecht, een mensenkind,
wat is geknakt, verbreekt hij niet,
zijn adem heelt gelijk een lied.

Toen die andere liedtekstdichter André Troost predikant was in Zunderdorp (Amsterdam-Noord, maar nog landelijk tussen de koeien), was Jaap Zijlstra daar een tijdlang zijn vervanger, terwijl Troost aan zijn dissertatie over Barnard werkte. In die tijd ontstonden in Zunderdorp sterke banden tussen Jaap en de dorpskerk. Hij zegde zijn lidmaatschap van de Keizersgrachtkerk op (waar hij weinig band mee had) en werd lid van Zunderdorp. Daar is hij op 29 december 2015 begraven in de graftuin, dicht bij de muur van de kerk, in het negentiende-eeuwse domineesgraf, dat daar nog altijd ongebruikt lag omdat de dominees die in Zunderdorp stonden er nooit stierven. Ook Jaap niet, maar hij mocht er wel komen liggen.

Hans Werkman

 

7 Reacties

  1. Na de gedichten van Zijlstra en de tekst van Hans Werkman heb ik niets om aan te vullen. Alleen dit: blij dat ik het gelezen heb.

  2. Op 22 december was bij ons in de kerk een rouwdienst voor een meisje van zes jaar. Die morgen had ik bericht gekregen dat Jaap Zijlstra was overleden. In de kerk werd van hem voorgelezen zijn gedicht dat achter in het Liedboek staat (rubriek Levensgrens) met de regel: ‘mijn woorden struikelen naar U toe’. Zo voelden we ons: niet in staat iets uit te brengen.
    Jaap Zijlstra was voor mij vooral verhalenverteller en liturg: lieddichter & dichter van schriftgedichten. Hieronder citeer ik zijn gedicht ‘Dochtertje’ uit de bundel Schriftgedichten – poëzie bij het kerkelijk jaar – van Schrijverscontact.
    Het staat meteen op scherp bij de eerste strofe, in regel 2 al. Het is een gedicht dat zich laat voorlezen – wie zulke verzen zoekt, heeft grote kans bij Jaap iets te vinden. Zijn werk heeft eenvoud en diepte.
    Zijn hartelijke persoonlijkheid zal in mijn herinnering blijven.

    DOCHTERTJE

    Een meisje van twaalf is gestorven,
    wie wordt er niet gek van verdriet,
    hoe zou je nog weten wie God is,
    heeft Hij er de hand in of niet ?

    Ik moet wel terug naar Jezus,
    Gods kind ten voeten uit,
    ik zou m’n geloof verliezen
    als ik dat kind buitensluit.

    Het dochtertje van Jaïrus
    is opgewekt uit de dood
    en de jongen van Naïn en Lazarus
    en de vreugde om Pasen is groot.

    De Heer is verrezen, maar het dal
    jaagt mij nog angsten aan,
    het dal van lijden en sterven,
    de onttakeling van mijn bestaan.

    Help mij om in dit kind van twaalf
    een teken te zien, een troost
    van de grote, de eeuwige opstanding
    die U bent – U hebt het beloofd.

    Jaap Zijlstra

  3. Jaap Zijlstra was een predikant die vooral de laatste tijd indruk op me heeft gemaakt. Dat kan niet van veel predikanten, die ik heb moeten aanhoren en aangehoord heb, worden gezegd.
    De pre van Jaap Zijlstra is wel dat hij als blikken dominee in het brengen van zijn verhaal en boodschap minder gehinderd werd door een theologische deskundigheid.

    In zijn allerlaatste tijd zat ik onder zijn digitaal gehoor en ving zijn gedichten op. Ook zijn slotgedicht: “Als de dag begint te doven.”
    Op mijn website “Weerwater” schreef ik over hem; hoe het een dierbare vriendin van ons, staande naast de doodkist van haar man vlak voor de crematie, lukte Jaaps “Lichtmatroos” te declameren.
    Het einde van dit gedicht is sterk: “ik zing, ik zing.”
    Zij was dat van plan, maar bracht het niet meer op.
    Een paar weken later wel.
    In de grote vertrekhal van Amsterdam Centraal met begeleiding van een toen passerende pianospeler.

    Jaap Zijlstra wist troost te verwoorden, die ver over de grenzen van de kerken reikte. Daarom had ik haar dat gedicht gegeven.

    Me dunkt voor Hans Werkman was het een voorrecht deze dichter en dominee, deze zo onafhankelijke figuur, deze aanbidder van het mooie en ware, met zijn bijdrage voor een website de vaderlandse protestantse geschiedenis in te dragen.
    De theologen van de veronderstelde wedergeboorte, synodaal of vrijgemaakt, om maar wat te noemen, verbleken bij Jaap Zijlstra.

    Zijn geschreven gedichten en verhalen blijven.
    En van hem niet alleen.

    Ik noem Marillyne Robinson, de schrijfster van eerlijke diepgaande boeken over het simpele leven van gelovigen. Ze is of was in Nederland en kwam in een interview op de televisie .

    In “Trouw” las ik de nabetrachting door Willem Pekelder. Hij heeft goed gekeken en geluisterd.
    We hebben kerkelijk zo wat moeten meemaken en verwerken.
    Van Pekelder begreep ik dat er hoop is. Veel hoop. Het is goed dat in de krant te zetten.

    Zoals ik het zo goed vind deze hoop in een In Memoriam aan de historie door te geven.

    Dank, Hans Werkman.

    Bert de Jong.

  4. Heer, wij zijn wolken in de decemberhemel,
    we gaan snel voorbij,
    krijgen lucht van uiteindelijkheid.

    Heer, wolken op de adem van de wind zijn wij,
    we laten ons gaan,
    opgelucht naar eeuwigheid.

  5. Heb als voorganger in de kerkdienst van de kerstnacht in Oudeschilt, kerstmorgen in De Koog, beide op Texel, gebeden van Jaap uit de bundel Inkeer gebruikt en zijn leven in dankbaarheid herdacht.

  6. Zondagavond 20 december, Jaaps laatste zondag hier op aarde, sloten we als bijbelkring de avond af met het gedicht van Jaap Zijlstra ‘Gebed in de nacht’. Slotregels:
    “licht van mijn ogen, zie mij aan,-
    hoe kostbaar is mijn klein bestaan,
    Gij zijt mij zeer genegen.”

    Piet Compaan

  7. Eerste Kerstdag 2015. Vanmorgen tijdens de kerstdienst in de Kandelaar in Amersfoort (Geref. kerk-vrijgemaakt) herdacht pastor Jan Berend Wilmink Jaap door de gemeente staande Jaaps ‘Lied van de wijzen’ te laten zingen (uit Land in zicht, melodie ps. 103). De preek ging daarna naar aanleiding van dit lied over de wijzen uit het oosten. Een mooi en respectvol moment.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *