Pasen en veertigdagentijd 2016

Pasen

gardener-tool

KIJKEN ZONDER TE ZIEN

Als je links kijkt, zie je rechts niets,
zoek je naar het ondergaande aan de horizon
dan blijven de schelpen aan je voeten buiten beeld.

Wie hoog boven de lucht afspeurt,
ontdekt geen paddenstoelen, geen bloeiend mos,
geen beukennootjes op het pad.

Wat je achterlaat, zie je niet voor je.
Op zoek naar een dode, ontmoet je hooguit een tuinman
en zelfs die is niet wat hij lijkt.

Fiet van Beek
alleluia-51

PAASTIJD 2016

Even de halleluja’s geteld
in “Christus onze Heer verrees’’.
Drie coupletten van acht regels,
waarvan vier keer halleluja,
dat is twaalf keer boven
de doodse stilte van het graf uitzingen
in minder dan drie minuten,
voor- en naspel niet meegerekend.
Dat haal ik niet, ik kom adem tekort,
zo hoog kan ik niet zingen.

Toch, heel vroeg op de Paasmorgen,
opgestaan en de klok een uur vooruit gezet.

Henk Fonteyn

 

 

 

Prent Klaas

Klaas op ’t Land

Klaas_tekst

 Veertigdagentijd

jezus_onder_het_kruis

HIJ DROEG ONZE SMARTEN

Het zijn de Joden niet, Heer Jezus, die u kruisten,
en die, verraderlijk, u sleepten voor ’t gerecht,
en die, verachtelijk, u spuwden in ’t gezicht,
en die u builen sloegen met hun harde vuisten.

Het zijn de krijgslui niet, die met hun wrede knuisten
de zware hamer dreigend hebben klaargelegd,
op Golgota ’t vervloekte kruishout opgericht,
uw dure kleed verspeeld, verdobbeld en ontluisterd.

Ik ben het, Heer, ik heb die pijn u aangedaan,
ik ben de zware balk die u gebukt deed gaan,
ik ben het taaie touw waarmee u werd gebonden,

de spijker, en de speer, de gesel die u sloeg,
de kroon die bloedig doornen in uw schedel joeg.
Want alles is gebeurd, helaas! om al mijn zonden.

Jacobus Revius (1586-1658)
Hertaling Hans Werkman

 

 

GOLGOTA
Tekst: Hans Werkman
Muziek: Peter Sneep, ook te zingen op de melodie van ‘Leer mij o Heer uw lijden recht betrachten’, LvK 177

Golgota

2. mannen
Boven de wereld hangt hij naakt te schande,
met man en macht naar Golgota verbannen.
Naar lijf en ziel is hij door God verlaten
als een gehate.

3. vrouwen
De spijkers doen zijn trouwe voeten branden,
het ijzer scheurt zijn zegenende handen,
de doornenkroon drukt in zijn rauwe wonden
om alle zonden.

4. cantorij
(zie hierboven)

5. allen
Hij buigt het hoofd. Hij sterft. Hij wordt verheven
tot hoger heerlijkheid in hoger leven.
Hij sterft een dood die rijke vrucht zal dragen:
glans van genade.

 

 

wittedonderdag

WITTE DONDERDAG

We waren op de morgen van Witte Donderdag met een aantal minder validen bijeen in een kleine zaal van het verzorgingshuis, waarvan ik dominee was, om er het Heilig Avondmaal te vieren.
Enkelen liepen er zelf heen, met moeite. Zij hielden zich vast aan de leuning in de gang of steunden op hun looprek. Maar de meeste van deze breekbare mensen op hoge leeftijd werden in rolstoelen gebracht. Ze werden aan de wit gedekte tafel gezet. Er werd ‘met hen gedaan’, zoals met Jezus gedaan werd aan het eind van zijn leven. Híj werd overgeleverd in de handen van mensen. Maar de handen die deze oude mensen aan tafel brachten, waren van vriendelijke helpsters.
We lazen het verhaal van de voetwassing uit Johannes 13, waar Jezus zegt: ‘Indien Ik u niet was, hebt gij geen deel aan mij.’
En ik zei in mijn meditatie dat het, als je zo oud en invalide geworden bent, erg moeilijk is dat je niet eens meer jezelf kunt wassen. Je moet door anderen gewassen worden. En ik sprak over de intimiteit van die handeling. Ik noemde ook het wassen van baby’s die aan jouw liefdevolle handen worden toevertrouwd. En hoe fijn het is als je je als oud geworden mens, die in alles afhankelijk is geworden, kunt toevertrouwen aan vríendelijke handen. Maar het blijft toch altijd moeilijk, omdat we ons schamen voor onze naaktheid en hulpeloosheid.
‘Indien Ik u niet was hebt gij geen deel aan mij.’ Als wij ons door Christus laten wassen, krijgen wij deel aan Hem.
Tijdens de maaltijd op de morgen van deze Witte Donderdag kregen wij deel aan Hem. Wij kregen en deelden brood en wijn, het lichaam van Christus, en vormden ook sámen zijn lichaam. Daardoor hadden wij ook deel aan elkaar.

Dat werd mij heel duidelijk toen een van de demente dames begon te babbelen. Het was storend voor ons allemaal. Een van de andere dames zei: ‘Zet haar maar even dicht bij mij neer. Als ik haar hand vasthoud, wordt zij wel stil.’ De diaken schoof de rolstoelen van de dames naast elkaar. De ene mevrouw hield vriendelijk de hand van de ander vast. ‘Koud, uw hand’, zei deze, maar ze hield hem stevig vast en werd stil.
We aten het brood en dronken de wijn en we zongen het prachtige lied: ‘Als ik het wond’re kruis aanschouw’. Een van de andere dames neuriede in de stilte, toen brood en wijn werden rondgegeven: ‘Stille nacht, heilige nacht.’

En zie, het was zeer goed.

Laura Reedijk

 

HET HEILIG AVONDMAAL

Het ontroert mij weer:
de maaltijd van de Heer

het brood gebroken
de wijn geschonken

leeftocht in nood
gedenken van zijn dood

vooral zijn leven
aan ons doorgegeven

gezegende mensen in de Heer
wat wensen wij nog meer

Laura Reedijk

 

 

depressed

PSALM 13

Duurt het nog lang, Heer, bent U me vergeten?
Duurt het nog lang, waar hebt U zich verstopt?
Duurt het nog lang, met mijn rugtas vol zorgen
ben ik verdrietig en bang elke morgen.
Duurt het nog lang, wanneer houdt het eens op?

Ziet U me wel, Heer, en laat U iets horen?
Maak me dan blij, maak het donker weer licht.
Stop het gepest, laat ze niet kunnen scoren
met hun gelach: ha, nou heeft-ie verloren,
en hun gescheld: jij gaat op je gezicht.

Maar ik geloof, dat U altijd zult helpen,
vorige week nog hebt U mij gered.
U bent zo goed, en ik zing in mezelf dus
over de Heer, die mijn machtige held is.
God is zo goed, ik zal zingen voor Hem.

Ria Borkent

 

 

straatwaarde

STRAATWAARDE

Gevonden op een rommelmarkt in Gent
tussen verzilverd bestek
en bakelieten radio’s :
kind van porselein
naast kruisbeeld van gips.

Zo wil de Horende gekend zijn.
Zo wil het weerloze
ons omarmen, omarmd
worden, zoals het hier ligt
uitgestald, aan alle kanten breekbaar.

René van Loenen

 

 

Cross

KOM

Kramp geworden armen
aan het hout – mijn polsen
vuur – alle pezen
verrekt – dit lichaam
één scheurende schreeuw
van longen stikkend
in bloed
verlaten
verhoogd tot het laagste
zie ik de mensheid
zoeken – struikelen
over het kwaad – vallen

Kom struikelaar
uit je verlatenheid
opstaan zullen we.

Clemens van Brunschot

 

 

crowd

VRIJDAG

Na het slotkoor langzaam naar buiten toe,
in zacht gedrang de oude jongens spreken,
onderhands, om de tover niet te breken,
tête-à-tête, iedereen weet hoe het moet.
‘Wat of je met je Vrolijk Pasen doet
en of de kinderen je niet vergeten?’
Na het slotkoor langzaam naar buiten toe,
met de laatste klank, die zo diep je bloed
in kroop en daar niet meer is los te weken.
Jaarlijks kom je, als vanzelf, en je voelt
wat je als jongen altijd hebt geweten:
het zingt, het zingt, de onrust los, en hoe.
Na het slotkoor langzaam naar buiten toe.

Alfred Valstar

 

 

Resurrection Cross

LIED VOOR DE VEERTIGDAGENTIJD

Invocabit
Simon heeft het kruis gedragen
want ze dwongen hem ertoe
op de via dolorosa,
waar hij Jezus heeft ontmoet.
Wie zijn minste broeder helpt,
draagt het kruis voor Jezus zelf.
De soldaten hebben Jezus
aan het hout gehangen toen,
Vader, wil het hun vergeven,
die niet weten wat ze doen.

Reminiscere
Bij het kruis staat ook Maria
en zij ziet hoe Jezus lijdt.
Pijnlijker dan barensweeën
is het zwaard dat haar doorsnijdt.
Met Johannes staat zij daar,
Jezus geeft hen aan elkaar:
vrouw uw zoon en zoon uw moeder.
Liefde wijst een nieuwe koers.
Wie de wil doen van mijn Vader
zijn mijn zussen en mijn broers.

Oculi
Jezus hangt er in het midden
als een boevenkoning bij,
één bespot hem, één gaat bidden:
Jezus, vraagt hij, denk aan mij.
Heer, u bracht vanaf het kruis
eerst een crimineel naar huis.
Mensen kunnen zich verkijken
bij de poorten van de dood,
maar u laat het paradijs zien
aan een mens die bidt in nood.

Laetare
Hoelang blijft de hemel zwijgen?
God verduistert nu de zon,
Jezus kan geen licht meer krijgen
van omhoog, mijn God, waarom?
Hoor zijn uitgerekte klacht
in die middag, in die nacht:
waarom hebt u mij verlaten?
Als hij sterft vergaat de spot,
trilt de aarde, trilt de hoofdman:
echt, hij was een Zoon van God.

Judica
Vrienden aten aan zijn tafel
en verdwenen één voor één,
Judas heeft de Heer verraden,
de Messias leed alleen.
uren dorst en zure spons.
Levend water, blijf maar stromen
ook al schenken zij azijn,
daarom toch bent u gekomen,
dat de Schrift vervuld zou zijn.

Palmarum
Hoor ik ook bij Jezus Christus?
Petrus zei: ik ken hem niet,
hij verloochende de meester,
tot een haan hem wakker riep.
Heer, ik ben soms net zo bang,
als ik wankel, red me dan.
Want uw liefde is genade,
morgenlicht bij diepe nacht,
redding voor verloren mensen
uitgeroepen: ‘t is volbracht.

Goede Vrijdag
Luid riep Jezus: in uw handen,
Vader, leg ik nu mijn geest.
Jezus doet zijn eigen psalmen
als hij zo zich overgeeft.
God heeft hem zijn loon beloofd,
daarop buigt hij nu zijn hoofd.
Heer, uw sterven was een offer,
uw onschuldig bloed voor mij –
Goede Vrijdag, Paasbelofte,
door uw leven leven wij.

Paasmorgen
In de graftuin bloeit het leven,
keren bloemen hun gezicht
met Maria Magdalena
naar de Heer, het hemels licht.
Toen het oog ontroostbaar was,
riep de Heer haar – en zij zag.
Opgestane die Maria
hebt geroepen bij haar naam,
wij geloven wat gezien is:
onze Heer is opgestaan.

tekst: Ria Borkent
melodie: Leo Lommers
muziek met begeleiding per mail verkrijgbaar: ria@riaborkent.nl

 

 

RedBike

FIETSEN IN BRETAGNE

I Jezus wordt ter dood veroordeeld

Water, brood, mijn camera,
ik moet mijn petje niet vergeten,
zonnebrand, een appel en wat geld.

Het gras is zo nat als mijn fiets
onder de boom, een rijpe rode vrucht
die zachtjes is geland. Ik drink nog gauw
een beker koffie bij de tent. Dan stap ik op.

II Jezus neemt het kruis op zijn schouders

Er is geen sterveling te zien
en als er iets gebeurt, dan is dat niet waar ik nu fiets
maar heel ver weg. Ik blijf wat langer op de trappers staan:
mijn bloed schiet lachend door mijn benen.
Ik schud mijn billen nog een keer
en voel zodra ik zit hoe lijf en rode fiets
naar elkaar gaan staan.
Het wordt een mooie dag vandaag.

VII Jezus valt voor de tweede maal

Kom ik in volle vaart de helling af,
valt hij voor mijn fiets!
Dit is nu al de tweede keer, meneer.
U ligt wat mij betreft hoogst ongelegen,
maar u hebt wel geluk gehad dat deze fiets
goed remmen kan; het leed
was anders niet te overzien geweest.

U komt er heel genadig af, dank zij
mijn goede remmen dus, en dank zij mij.
Sta maar weer op, pak uw spullen
en vervolg uw weg, dan neem ik de mijne.

IX Jezus valt voor de derde maal

Wanneer ik bijna boven ben,
zie ik de helikopter weer. Hij landt
achter de duinen, op het strand, denk ik.
Door dikke wolken opstuivend zand
is hij uit zicht voor hij
verdwenen is. Ik zie toeristen
in de richting van de stofwolk rennen.
Ik blijf hier boven op mijn heuvel staan.

De helikopter doet me denken aan een duif
die ongelukkig neerkomt in een boom vol blad.

Het zou mij niet verbazen als er opnieuw
iets aan de hand is met die man,
die man die telkens valt.

Ik kies een weg die wegvoert
van het strand. Ik heb zo het idee
dat ik de man nog wel eens
tegenkomen zal, terwijl hij valt.

XIII Jezus wordt van het kruis afgenomen

Te vaak kom ik een bocht om, fiets ik
langs een pleintje van niet eens een dorp
of weer ligt languit in een halve boog
over zijn moeders schoot, de Christus,
die zo lijden moest onder Pontius Pilatus,
gekruisigd werd en die vervolgens stierf.

Pieta’s gaan mij tegenstaan:
uitgesleten beelden, grauw, met schimmels
en met mos. Laat mij toch fietsen.
Hangt hij niet ergens verticaal,
hebben we weer dit.

Maria zit hier met een kind te koop
dat al lang geen kind meer is.
Het wordt vervelend dat zij bijna overal
zo zit en hij zo ligt, dus ik versnel.

Stel je eens voor dat zij mij roepen zal.

XIV Jezus wordt in zijn graf gelegd

Er is iets met de derailleur. Ik raas omlaag
maar krijg de fiets niet in een goed verzet.
Voor ik het weet hang ik over het stuur
om met mijn vingers te proberen
daar iets aan te doen; ik slinger vervaarlijk,
duik naar een bocht waarvan ik geen idee heb
wat erachter ligt en hoe scherp. Ondertussen
rinkelt in een achterzak mijn telefoon.

Voorbij de bocht, twee meter van de grond, staat,
nu zonder zoon, met op haar hoofd een meeuw, de Moeder Gods.
Zij kijkt over de zee en ik stap af.
De oproep die ik heb gemist, zie ik,
komt van thuis. Ik bel meteen terug en kijk,
terwijl ik wacht, met Maria mee over de zee.
Een fractie groener is die dan de lucht en ver,
ver weg, is amper iets van horizon. Een antwoordapparaat.
Ik wacht, met in mijn hand een handgranaat.

Een witte nevel verbindt de zee met lucht
of houdt die twee, de hemel en het water dus, uiteen.
Dan gaat opnieuw de telefoon. Later,

even later, maar veel later, kijk ik weer met Maria mee.
Het water van de zee is rood, nog roder is de hemel.
De witte waas is weg.
Mijn broer is dood, een ongeluk, wordt me zojuist verteld.

Wanneer de meeuw zijn plek verliet, ik weet het niet,
daar heb ik net als zij niets van gemerkt.
Wij staren over zee, de branding eerst,
daarna  ̶  steeds gladder wordend  ̶  stroken rood,
maar er is hiervandaan geen zicht op wat voor
overkant dan ook, vanwaar wat weg is, weer verschijnt,
waar iemand eindelijk wat licht aandoet
zodat wij iets hadden kunnen zien
van wat hoge grote woorden die wegzinken in zee
of die vervliegen in de lucht ons hadden willen zeggen. Nee.

Ik groet Maria: Wees gegroet, kijkt u maar vol geloof,
ook al begrijpt u niet. Ik ga weer verder op mijn fiets.
Die rode, weet u wel, met die gebrekkige versnelling.

Len Borgdorff

 

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *