LAZARUS
Jij en ik zijn deelgenoten van dood en leven
sinds de vroege morgen van de derde dag.
Vooral dat laatste nu de dood op sterven ligt.
Dat weten we allebei.
Vandaag was je er. We hadden een opgewekt gesprek.
Ik vroeg je of je weet hoe bleek en oud en krom de dood is, wanneer je achter hem staat.
Je glimlachte jouw ondoorgrondelijke lach.
Ja, je weet het.
We weten het allebei.
Nu wel.
WITTE DONDERDAG
met nog tintelende voeten
kijk ik heimelijk
naar de natte linnen lap
groezelig in de hoek
ik kan met Hem
niet uit de voeten
*
ik heb op Hem
neergekeken
weggekeken
uitgekeken
naar het einde
van deze vernedering
*
mijn mond beweegt een psalm
mijn ogen gedroogd
mijn voeten van struikelen behoed
mijn ogen branden uit mijn hoofd
ik lig gebroken naast mijn voetstuk
*
bij de volgende
stikt het hallel in mijn keel
maakt mijn hart zich
uit de voeten
vlucht naar voorbije tijden
water was wijn
een handvol een mandvol
vanaf nu
schenkt Hij zichzelf leeg
breekt en deelt zijn leven
zo is Hij ten voeten uit
VIA DOLOROSA
weg als een Melkwegster waarvan dromers
al lichtjarenlang profeteerden
weg die diep verborgen begon in een prille mens
weg in het donker geopend met wat verfrommelde,
te elfder ure opgetrommelde herders in de zachte berm
weg door onherbergzaam heuvelland, langs gevluchte gehuchten, die niemand op de kaart wil zetten
weg langs zieken en zotten, lammen en leprozen
weg van verblinden en van bedelaars
weg langs uitgesproken uitschot
weg voor ongelooflijk ongelovigen,
verdwaalden en vermisten
weg die stijgt wanneer hij dieper gaat
weg van palmtakken en doornstruiken
weg van juichen en van joelen
weg van één enkele, harde dwarsbalk breed
weg vol levengevaarlijke kruisingen
weg waaraan sneller dan je denkt een einde komt
weg waarop Hij ongenadig voorrang krijgt
weg waarop zijn sporen wijzen
weg die begint bij eerste stappen
weg waarop een lam leeuwen en beren verjaagt
weg breed genoeg voor smalgeloof
weg waarvan Hij zegt, dat Hij het zelf is
weg die dood loopt op het leven
RESURREXIT
Bij Romeinen 6: 1 – 14
Eergisteren slopen wij zwijgend weg
van de verschrikking van het plaats delict;
zijn dood op onze hielen.
We zijn er met Hem onderdoor gegaan,
gedoopt in de ijselijk dodelijke Jordaan.
Leeg zijn we thuis gekomen,
vol van verdriet
en smeekten slaap ons te overmannen.
Hij gaf, uiteindelijk, met tegenzin toe.
Stilte sloot de gordijnen voor de donkere nacht.
Niemand die ze openscheurde.
*
Vanmorgen zijn wij opgestaan,
naar hier terug gegaan.
De nieuwe dag opengeschoven,
licht wijst op de steen
en de opengebroken, tandeloze mond.
Nu zijn wij vol van het lege graf,
luisteren naar het juichen van de stilte.
Vandaag draagt Hij het leven op handen,
brengt ons voor eens en altijd aan het licht.
We zijn er met Hem bovenop gekomen,
gedoopt in de bruisende levensbron.
Nu opgewekt de nieuwe dag in gaan.
Vanmorgen zijn wij opgestaan.
TERUGKOMST
Bij Mattheüs 27: 52, 53
1 Korintiërs 15, vers 52 zou ik geschreven kunnen hebben
op de machtige maten van Bachs barstende bassen;
taalvaardig of filosofisch of muzikaal ben ik niet.
Ik ben eerst naar huis gegaan, heb steeds weer iedereen
omhelst en gehuild en gelachen.
Toen naar mijn vrienden. We hebben goed gedronken op
de nieuwe afloop.
Ik sta inmiddels weer op de markt en vertel het verhaal
nog elke dag een paar keer.
Gisteren stond Saulus erop dat ik alles nog eens uit de
doeken deed.