In Stockholm
voor het konserthus
neemt een man aanloop
na aanloop, maakt sprong
op sprong,
tot voor de ingang.
Sprong op sprong.
Op elke poging volgt applaus
van eigen makelij;
aanloop na aanloop,
te gekke sprongen,
Olympiër is hij.
Bij het beeld van Orfeus,
voor de deur,
pept hij zijn lichaam op
om niet te springen
voor alles, alles klopt.