GEDICHTELOOS
Gedichteloos lag ik te denken,
gedichten speelden mij parten:
wat kan ik met mijn poëzie
schenken aan droevige harten?
Toen kwam er een rust en een vrede:
dat ik in Gods wijngaard mocht werken,
druiven mocht plukken en krenten,
voor wijn die harten zou sterken.