IK
Ik zou proza willen schrijven,
als Willem Elsschot, klip en klaar,
als Maarten ’t Hart, vooruit dan maar,
ondervonden aan den lijve.
Ik zou sprookjes willen schrijven
als Godfried Bomans, op een dag,
in de taal van stille lach,
sprookjes die als wolken drijven.
Ik zou stukjes willen schrijven
als Carmiggelt, kort en goed,
met de humor in het bloed,
taal serverend met veel schijven.
Ik ben een dichter, zal dat blijven,
dichter, gretig opgegroeid,
tot ik straks ben uitgebloeid
en mijn lichaam zal verstijven.