Thuis (Ati van Gent)

THUIS

Huis. Dak boven mijn hoofd.
Stenen, gevoegd, sponningen,
verbinding met buiten.
Kom ik thuis, zegt het huis ‘dag’
als ik ‘dag huis’ zeg.

Als muren konden spreken, zeggen we.
Gevuld met stemgeluid – soms van buiten
waar de bloementuin – bijeen gehouden
door warmbloedige verbanden.

Huis. Boven mij en om mij heen.
Plek om te leven. In elke kamer resoneert
een hartenklop. Het huis is trouw. Bewaart
herinnering in het cliché van lief en leed.

‘Dag,’ zegt mijn thuis, als ik dag huis
uitzucht, ‘Ik ga met je mee.’