De tafel is gedekt. De maaltijd staat gereed.
Het fijn wit linnen doet de bekers glanzen.
De zalen zijn verlicht met hoog brandende lampen.
De gastheer is daar die zijn vrienden welkom heet.
Hijzelf wast hun de voeten met zorgvuldige gebaren.
Met water spoelt hij stof en vuilheid weg,
zoals een slaaf hangt hij de handdoek klaar en
liefdevol verwijdert hij de laatste smet.
De bittere beker die hem wacht, zijn offerande,
drinkt hij voor ons tot op de bodem leeg.
Met linnen – wit als sneeuw – omhult hij onze schande,
hij maakt daarvan een glanzend bruiloftskleed,
Verwelkomt ons met uitgestrekte handen.
Met vreugde nodigt hij: kom, drink en eet.