Bij Marcus 9: 2-10 / 2e zondag Veertigdagentijd
Dominee K. had de stem van God: laag, traag, gedragen,
daverend, hagelend in mijn oren, zwaar op mijn maag.
Ik deelde mijn openbaring met vader voor het slapen gaan
en vroeg hem of God zichzelf hoorde als dominee bad.
Papa keek me bijna aan, pakte mijn hand:
Wat een vraag voor een kind
Ik hobbel mijn vader over de paden van de kinderboerderij.
Hij draait zich om, kijkt me met waterogen, waarin een
flets zonnetje leeft, strak aan. Zijn oude vinger wijst bevelend.
Met vaste stem verklaart hij:
Daar, die kip die haar kuikens roept, dat is Gods stem