Lofzang van Naomi (Henk van ter Meij)

Fremd bin ich eingezogen, fremd zieh’ ich wieder aus.
Uit: Winterreise. Ein Cyclus von Liedern – Wilhelm Müller

Als ontheemde vreemde kwam ik binnen,
vervreemd ben ik teruggekeerd.

Mijn man, mijn zonen, mijn God
kerfden rimpels in mijn huid,
doofden laatste levenvuurtje uit;
ik at slechts het bittere kruid.

Gaandeweg groeit zij naast mij in mij,
deze vreemdelinge, die mijn
levensresten raapt, mij thuis brengt.

Wanneer zij de aren raapt die ik niet meer lezen durf,
de blikken vangt van hem,
haar blik over zijn vruchtbare akker laat gaan,
tintelt mijn toekomst onder haar huid.

Wanneer ze ’s avonds volbeladen,
verzadigd thuiskomt,
krijg ik nieuw leven in de schoot geworpen.

Haar God is mijn God.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *