“Zo veel, zo vol en nu ook nog,
in amper tijd en nergens plek,
dat kind. Maar goed, het klopt, het komt,
het kind dringt zich uit eeuwigheid
in ons bestaan. Het moet. En dat
is goed. Ik ben Maria, moeder,
van nu af zonder einde moeder
van dit gegeven kind, mijn kind.
Meer kan ik even niet bedenken.
Het eerste daglicht valt naar binnen.
Kijk toch dat mondje eens. Wat zal
het zeggen als het spreken kan.”