Spiegel naar onze tijd
onveilig gevoel
gebrek aan vertrouwen
verstrikt raken in vrees
een spoor van vernieling liet
de vijand, het volk uit de verte, achter
het huis van David bood geen weerstand
het verschiet was troosteloos
Jesaja zit moedeloos teneer
plots knippert hij met zijn ogen
ziet hij het goed in het tegenlicht?
op de afgehouwen boomstronk iets groens
nog opgerold als een tongetje
een nieuwe scheut, nog bijna niks
maar dit rijsje zal bloeien
wat een vooruitzicht
in over elkaar rollende woorden schildert
Jesaja dat de loot zal ontluiken als
een roos in de winternacht
zo nietig
zal steeds het teken
van Gods nabijheid beginnen
zo petieterig als die loot aan de oude stronk
zo pril als het begin van een zwangerschap
zo teer als een pasgeboren kind in de kribbe