ZOMAAR
opeens was het er
het groene kruid bloeide overdadig
het wilgenroosje stak haar kleuren fier omhoog
de wind speelde met de bladeren van de ratelpopulier
zodat de groene kleuren oplichtten
onder de blik van blauwe ogen
opeens was het er
het lichaam had het opgespaard
en bracht het nu naar buiten
ik voelde de cellen die zich samen sterk maakten
en nu hun weg zochten door een lichaam
dat mijn leven lang had gebloeid
opeens was het er
als onkruid dat voortwoekert over de grond
ik zocht naar de hemel
maar hoorde niet eens dat er
in de echo van de merel
een nieuwe klank klonk
is hij er als ik stemloos roep
mijn adem wegdoezelt
de kleuren verbleken
en het lichaam dun
wordt gezaaid
voor straks