Postuum (Bert de Jong)

 

POSTUUM

Ga niet fietsen op het eiland Bali met de tegelijk links en rechts houdende Nederlandse en Aziatische fietsers en wandelaars, en met de mooie nijvere Balinese dames, die tegelijk het stukje pad voor hun toko schoon zwabberen. Doe dat niet.
Ik viel met mijn fiets en bezocht twee weken achtereen het kliniekje in het hotel om de hoek om de wonden aan mijn been te laten genezen door de aanwezige dokter en haar assistente.

Weer kiplekker werd ik eindelijk ontslagen.
Het afscheid. Dat kon niet ongemerkt verlopen.
Onze visites waren niet onplezierig geweest. De ontvangst, de accurate behandelingen en de overtuigende zorg van die twee.

Het medische werk, dat je in het vaderland soms meent te moeten missen.

Het afscheid dus.
De assistente vulde een papier in, dat ik thuis aan mijn huisarts moest geven. De arts was met iets ingewikkelds bezig: het formulier voor de ziekteverzekering. Haar uitleg in het Engels. Ik las mee wat ze schreef.

Tot slot moesten mijn naam en adres erboven. Dat kon ik beter zelf doen, vond ze.
Zij las mijn geschrijf mee.
Het stond er: G. H. de Jong.

Er stokte iets in ons vertrekje.
Even geladen stilte.
“De Jong”, hoorde ik haar verwonderende stem.
Nog eens: “De Jong…!”
“Yes, my name. That’s it”, moet ik gezegd hebben.

Ze vertelde, alsof ze een belangrijke ontdekking had gedaan, dat de auteur van de dikke turf, haar chirurgisch handboek voor de geneeskunde in Indonesië, ook De Jong heet.

Het was een ontdekking, want ik kon haar vertellen, dat De Jong, die zestien jaar lang in Indonesië als chirurg had gewerkt en veel had gedaan aan de opbouw van de medische zorg, dat die De Jong mijn broer was.

In de jaren, dat hij weer in Nederland als specialist werkte, had hij het handboek in de Indonesische taal, in het Maleis geschreven. Indonesië, had hij me uitgelegd, heeft zijn eigen cultuur, eigen gewoonten en problemen en waar het in de zorg om gaat moet je in de eigen taal vertellen. Een klus van jaren.

Ze geloofde onmiddellijk dat de auteur Wim de Jong mijn broer was. Het hoorde bij het wonder.

Ons afscheid kreeg nog meer allure.

Terwijl ik dacht: “Wie schrijft, die blijft. En hoe?”

Dat was het dan. De dokter schoof naar me toe, wenkte haar assistente die de andere kant van me in beslag nam. Met haar nog vrije hand nam mijn dokter geroutineerd een selfie.

Deze selfie stond mij aan en ik schoof mijn mobiel haar toe, waarmee ze eveneens raad wist.

Een opname voor de familie: een bewijs van de postume hulp die wijlen mijn broer me nog wist te bieden.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *