Amalia (Greetje van den Berg)

Kraai
AMALIA

Ze droomde dat ze naakt was.
Nu was dat niet heel bijzonder. Er zijn veel mensen die wel eens dromen dat ze naakt zijn, maar Celia besefte bij het ontwaken dat dit nu al de derde keer in korte tijd was. Meteen na de eerste keer had ze op internet naar de betekenis gezocht. Ze had het zelf kunnen bedenken: dromen dat je naakt bent geeft aan dat je kwetsbaar bent of iets te verbergen hebt. Nou, dat was geen nieuws: Celia had meer dan honderd kilo te verbergen en dat deed ze onder grote, zwarte lappen stof.
Maar vannacht was het anders. Ze bevond zich niet in een mensenmenigte zoals de vorige twee keren, maar wandelde door een natuurgebied. Kille wind op haar borst en benen en regen die op haar schouders prikte, waarschuwden haar dat ze geen kleding droeg. Dit keer was de schaamte achterwege gebleven. Zelfs toen ze een passant naderde, in wie ze een collega herkende, had ze haar rug gerecht en keek de man diep in de ogen. Heel even keek hij ook naar haar. Daarna sloeg hij zijn ogen neer.
In de duisternis van de vroege wintermorgen lichtten de rode cijfers van de wekkerradio op. Ze wachtte dit keer het geluid van de nieuwszender van zeven uur niet af. Terwijl ze aan haar ontbijt zat, streden een goed gevoel en schaamte met elkaar. Aan die laatste droom had ze een soort van zelfvertrouwen en kracht ontleend, maar tegelijkertijd wist ze dat een vrouw niet behoorde te dromen dat ze naakt was, en zeker geen vrouw zoals zij.

Als kind was ze zich er al van bewust dat ze dikker was dan haar leeftijdgenootjes en toen ze naar het voortgezet onderwijs verkaste, ging dat nog zwaarder wegen. Als er tijdens de gymles teams voor een balspel werden gevormd, wist zij al dat haar naam als laatste genoemd zou worden. Met tegenzin ook nog. Wie wilde die trage, dikke Celia nu in de groep?
In het zwembad lag ze in haar degelijke badpak tussen haar slanke vriendinnen in minuscule stukjes stof. ‘Gooi dat dikkerdje er ook nog even in!’ was één van de meest complimenteuze benamingen als er een spel tussen jongens en meisjes plaatsvond, en de meisjes onder luid gegil het water in werden geduwd. Ze verschool zichzelf achter wrange grapjes. Als zij op een schoolfeest als muurbloempje langs de kant stond, maakte ze geintjes waardoor ze de lachers op haar hand kreeg. Zo kreeg ze in ieder geval de naam dat je met Celia kon lachen. Zelf deed ze dat het hardst, tot ze er pijn van in haar kaken kreeg.
Een uur later vertrok Celia naar haar werk met een bakje salade en een appel voor tussen de middag. Ze wist nu al hoe het straks zou gaan als ze haar lunch op tafel zou zetten. ‘Dat je het volhoudt op zo weinig,’ zou één van haar collega’s opmerken en er zou zich een discussie over de zin en onzin van diëten ontspinnen. Aad zou suggereren dat ze de schade bij thuiskomst wel zou inhalen en zij zou lachend antwoorden dat hij gelijk had. Haar diner zou bestaan uit patat met twee kroketten en dubbele mayonaise. Ze zou er bij lachen. Zo spotte ze met haar pijn.
Over Aad had ze vannacht gedroomd. Aad, haar manager, die kort na haar indiensttreding bij de verzekeringsmaatschappij belangstelling voor haar koesterde. Ze voelde zich vereerd tot ze in de gaten kreeg dat hij al een vrouw had.
Sindsdien moest hij haar hebben: extra kosten voor een vliegtuigstoel voor dikkerds, een half uur eerder beginnen omdat zwaarlijvige types trager zouden zijn, en kortgeleden had hij tijdens werkoverleg naar voren gebracht dat die zorgpremie voor mensen met vetzucht wat hem betreft flink omhoog kon. Hij wilde niet betalen voor iemand die zich dood vrat.
‘En vergeet de begrafenisverzekering niet,’ vulde zij gevat aan. ‘Die dragers tillen zich een breuk.’
Ze keek hem nooit aan als ze met zichzelf spotte. Als hij haar ogen zou zien, wist hij hoe hij haar raakte. Vannacht had ze in zijn ogen gekeken, hij had de zijne neergeslagen.

Sinds internet bestond, was haar wereld groter geworden. Haar vriendenkring breidde zich nog dagelijks uit via de sociale media. Op die manier ontmoette ze interessante mensen en voerde diepgaande gesprekken. Ze verschool zich achter een fictieve naam en een foto van een slanke vrouw met lang zwart haar en donkere ogen, een vrouw zoals zij wilde zijn. Zodra ze achter haar computer ging zitten, werd ze die vrouw: Celia verdween, Amalia verscheen.
Via een datingsite maakte ze kennis met mannen, heel veel verschillende mannen die één overeenkomst hadden: ze verlangden wanhopig naar een relatie. De contacten via de mail en de chat waren warm en hartelijk, maar op het moment dat de mannen meer wilden en aandrongen op een afspraak, trok ze zich terug. Drie maanden geleden had Robert contact gezocht.
Robert… Zij liet zich geen zand in de ogen strooien. Ze had hem direct herkend ondanks zijn foto, die van een jaar of tien geleden moest zijn, en ondanks de vermelding in zijn profiel dat hij ongehuwd was. Drie maanden lang had ze geprofiteerd van zijn zwakheid tegenover mooie vrouwen. Drie maanden lang kreeg ze op al haar vragen antwoord. Gisteren had hij aangegeven haar te willen zien. Ze antwoordde dat hij haar vandaag zou ontmoeten, maar dat ze hem van het tijdstip nog op de hoogte zou stellen.

Toen ze haar auto op de parkeerplaats van de verzekeringsmaatschappij zette, zag ze door de enorme ramen van het moderne gebouw haar bureau staan. Hoewel langs het raam een balustrade liep, had ze tijdens haar werk altijd het gevoel dat ze in de etalage zat.
Binnen was niets veranderd en toch was alles anders. Welgemoed schoof ze achter haar bureau, zette de computer aan en bekeek de binnengekomen mail.
Achter haar giechelden collega’s over een vrijgezellenfeest waarvoor zij niet was uitgenodigd. Aad kwam de afdeling op en meldde dat er om elf uur werkoverleg zou zijn, daarna verdween hij achter de deur van zijn kamer.

Celia handelde een aantal telefoontjes af, verwerkte schademeldingen die waren binnengekomen, controleerde een paar nieuwe polissen en zag toen dat het bijna elf uur was. Ze draaide haar stoel en keek naar buiten. Op de rand van de balustrade liep een enorme kraai, die brutaal naar binnen keek. Ze volgde zijn bewegingen tot Aad binnenkwam en het werkoverleg begon. Aad sprak, zij notuleerde. Collega’s vulden aan, stelden vragen. Haar vingers gleden supersnel over het toetsenbord. Af en toe keek ze opzij en zag hoe de kraai het luchtruim koos, hoe het grote, zwarte lichaam vederlicht werd meegevoerd op de wind, om dan weer op zijn plek terug te keren.
Het werd tijd voor de rondvraag.
Een vrouwelijke collega informeerde naar de geruchten over ontslagen op de afdeling, waarvan Aad niets zei te weten. Een ander vroeg zich af hoe het stond met de plannen voor een etentje van de afdeling. Aad zei dat die taak best op Celia’s schouders kon worden gelegd omdat zij daar verstand van had. Ze ging dit keer niet in zijn grapje mee en de organisatie kwam bij een ander terecht. Als laatste was zij aan de beurt voor de rondvraag. Ze keek de kring rond en haar blik bleef hangen bij Aad. Het viel haar nu pas op dat hij een nieuwe stropdas droeg en naar de kapper was geweest.
‘Robert,’ zei ze met nadruk. ‘Mijn voorstel is vanmiddag na werktijd in het café hier tegenover.’ Ze keek naar zijn vlezige onderlip, die niet-begrijpend een eindje zakte. ‘Dan kunnen we het misschien even hebben over de mensen die jij graag van deze afdeling wilt verwijderen in het kader van de reorganisatie van ons bedrijf.’
Het werd stil. Ze keek Aad diep in de ogen. Heel even keek hij ook naar haar. Daarna sloeg hij zijn ogen neer.
Rondom hen barstte nu een stroom van vragen los, maar zij klapte de laptop dicht, stond op en pakte haar tas. De kraai schrok van haar plotselinge verschijning en koos het luchtruim. Hij keerde niet terug.
Zij ook niet.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *