Afscheid (Jaap van den Beukel)

afscheid

Afscheid

Carel was nu tweeëntachtig, kerngezond, vol energie, wist niet eens welke kleur haar zijn huisarts had, had nog nooit voor zichzelf een ziekenhuis van binnen gezien en fietste nog een paar duizend kilometers per jaar op een fiets zonder stekkertjes. Het allermooiste was misschien wel dat ook zijn vrouw Irene al die dingen over zichzelf kon zeggen, al was ze twee jaar jonger dan haar man en had zij in haar vroege jeugd
een keer een gekneusde rib gehad. Als ze het samen over hun gezondheidstoestand hadden, dan was de conclusie altijd dat ze misschien toch eens naar de dokter zouden moeten gaan om zich helemaal na te laten kijken, een soort tachtigjarenbeurt. En aan flauwekul zoals een jaarlijkse griepprik deden ze echt niet mee. Als ze dat allemaal dan weer met een feestelijk glaasje wijn in de hand hadden geconstateerd, toasten zij op al dat moois en wensten ze elkaar en samen nog heel veel prachtige jaren.
Woorden zoals afscheid, overlijden, oud, begrafenis, verzorgings- en andere huizen, kwamen in hun eigen woordenboek niet voor, tenminste, voorzover ze op henzelf betrekking hadden. Heel vroeger hadden ze eens afgesproken om samen en ieder voor zich 104 jaar oud te worden, zodat ze met een 80-jarige bruiloft hoogstwaarschijnlijk een wereldrecord zouden vestigen. ’t Schoot al lekker op. En ze wisten zeker dat ze dat zouden halen. Allebei.

Een enkele keer vroeg er weleens iemand uit hun familie- of vriendenkring hoe ze het toch voor elkaar kregen om op die leeftijd nog zo ongelooflijk vitaal te zijn, maar het enige wat ze daarop wisten te antwoorden was: ‘Gelukkig zijn en genieten, hè? Dat geeft ongelooflijk veel energie, en dat is het enige wat je echt zelf aan je gezondheid kunt bijdragen. Vrolijk zijn, gelukkig zijn, genieten: daar kunnen penicilline, prednison, bètablokkers en al die andere geweldige geneesmiddelen niet tegenop. Gewoon genieten van grote en kleine dingen, ver weg en dichtbij, daar kun je zelf voor zorgen. Als je dan zo één keer per jaar toch nog even loopt te tobben of een sombere bui hebt, dan pak je je fiets – die zonder stekkertjes dus – en fiets je dat er allemaal uit. Dat is geweldig voor je ademhaling en voor het evenwicht tussen je linker- en rechterhersenhelft. En dat is allemaal minstens zo belangrijk als gezond eten…..’
En daar begreep die iemand dan weer helemaal niks van.

Al vele, vele jaren trokken zij met een kleine hefdakcaravan in de vakantietijd – en later ook daarvoor en/of daarna – Europa door, van Griekenland tot Noorwegen en van Spanje tot Polen. Hun eerste Eriba had na vijftien zware vakanties de geest gegeven en de Rapido die daarna was aangeschaft, had nu zelfs de leeftijd van de zéér sterke caravans – twintig jaar – bereikt, maar er was nog geen enkel teken van verval te bespeuren: hij zag er nog uit alsof hij een jaar of drie, vier was. Toen iemand op een camping op Sicilië een paar jaar geleden vroeg hoe oud die caravan was en van het antwoord met stomheid was geslagen, wist Carel niks anders dan een beetje schaapachtig te antwoorden dat die caravan dat blijkbaar van hemzelf en zijn vrouw had afgekeken: gewoon genieten….. Als iemand op een camping in Olympia, Granada, Alentejo of waar dan ook in Europa aan hem of zijn vrouw vroeg hoe oud ze waren, dan wist tien minuten later de hele camping dat en werden ze tijdens hun hele verblijf op die camping met de vinger nagewezen.
En toch. Die caravan. Tweeëntachtig zijn, met een caravannetje van 20 jaar oud elk jaar grote delen van Europa doorrijden en naar eigen geloof nog tweeëntwintig jaar voor de boeg hebben. Het was volkomen duidelijk: dit caravannetje kon het nog best een jaar of acht volhouden en dan was Carel pas negentig.

Maar ineens was hij daar: die gedachte aan zelf afscheid moeten nemen. Die sloeg bij hem in als een bom. Hij moest er niet aan dénken dat hij van zijn jonge trouwe Rapido afscheid zou moeten nemen en wat dat voor gevolgen voor hen zou hebben. Ineens realiseerde hij zich dat dat moment echt een keer zou komen. Koop je op je negentigste nog een nieuwe caravan, zelfs als je ervan overtuigd bent dat je daarmee dan nog jaren van Europa kunt genieten? Hij rilde van die gedachte. Die vraag had hij zich nog nooit eerder gesteld, maar het woord Afscheid was op dat moment bij hem binnengeslopen.
Nooit eerder was hij van iets zo geschrokken als van dit woord. Hoe hij er ook tegen vocht, het lukte hem niet om het uit zijn leven en gedachten te bannen. Integendeel: er ging geen dag, geen uur meer voorbij zonder aan Afscheid te denken. Dat had al snel niet alleen meer betrekking op de leeftijd van zijn caravan versus die van zichzelf en zijn vrouw, maar al snel ook op onderwerpen die niks met kamperen te maken hadden. Kunnen we in dit huis blijven wonen of zullen we er afscheid van moeten nemen en naar iets kleiners of iets ergs moeten? Kan ik op m’n negentigste nog wel de tuin zelf doen of de dakgoten schoonmaken? Zullen we binnenkort afscheid van deze vloerbedekking moeten nemen, alleen omdat de oude er al veertien jaar ligt? Moeten we straks afscheid nemen van onze fiets of moeten zelfs wij op die stekkertjes overstappen? En bovenal: zullen we echt afscheid van elkaar moeten nemen? Na een paar maanden was het woord Afscheid een complete obsessie geworden, niet alleen voor hemzelf, want hij had er weinig voor hoeven te doen om zijn wanhoop ook op Irene over te brengen. Het woord Afscheid was met vette hoofdletters in hun leven gekomen. Ineens ook werd er niet meer op elkaars gezondheid getoast en nooit meer over een 80-jarig huwelijk gepraat. Hun blijdschap en levensvreugde waren in één klap verdwenen en hadden de deur achter zich dichtgetrokken.

Het zal een maand of vier, vijf geduurd hebben voordat Carel en Irene zelf in de gaten hadden welke afbrekende invloed dat ene woord op hun leven had gekregen. Toen dat een paar weken later en na vele uren samen praten helemaal tot hen was doorgedrongen, haalde Carel de wijnfles en twee glazen uit de kast, schonk ze vol, gaf er één aan Irene en zei: ‘Niks afscheid. Het leven en de blijdschap mogen komen zoals ze komen, elke dag, elk uur weer! En onze plannen gaan uitkomen!!’
Irene keek hem net zo verliefd aan als op die prachtige dag, nu vrijwel zestig jaar geleden. Ze tikten hun glazen zo hard tegen elkaar, dat de stukken er bijna afvlogen. Dat dat niet gebeurde, zagen ze ineens als een teken van hun onbreekbare toekomst. Het afscheid werd gewoon de deur uitgeschopt, samen namen ze de oude draad weer op. De somberheid van die maanden zou weer plaatsmaken voor het sprankelende geluk van vroeger. Dat was hun glorieuze overwinning op het afscheid. Zonder dat woord waren ze altijd gelukkig geweest, met dat woord diep ongelukkig. Dus weg ermee! Nu, en voor altijd!

De dag nadat ze zo hun oude geluk en blijheid weer gevonden hadden, kwam hun derde kleinkind met haar vijfjarige dochtertje Irene IV op zondagmiddag op visite. Je kon aan de buitenkant zien dat deze Irene IV een directe afstammeling van Carel en Irene I was: de vrolijkheid straalde haar ogen uit. Vanuit de voordeur liep ze rechtstreeks naar die schitterende dubbele schommel die nu al meer dan vijftig jaar in de achtertuin van haar overopa en -oma stond en die al jarenlang alleen nog maar en zo nu en dan door achterkleinkinderen werd gebruikt. Ze rende naar de schommel, sprong erop, stak haar benen vooruit en begon aan het touw te trekken. In een mum van tijd zweefde ze zeker anderhalve meter boven de grond en schaterde ze het uit van pure pret en geluk.
Carel zag haar bezig en voelde dat de blijheid van vroeger weer helemaal terug was en bezit van hem nam. En wat hij de laatste vijftig jaar niet meer gedaan had, deed hij nu: hij liep naar de schommel toe, ging op het plankje naast dat van haar zitten, stak zijn benen vooruit, trok aan het touw en zwééfde. Samen met zijn achterkleindochter had hij misschien wel de allergrootste pret van zijn hele leven. Ze gierden het samen uit van plezier.
En kon hij nog blijer en gelukkiger zijn dan samen met Irene IV op z’n tweeëntachtigste zo uitbundig en vrij op de schommel te zitten?
Het duurde niet lang. Toen hij op zo ongeveer gelijke hoogte met haar was gekomen, brak het vijftigjarige touw.
Hij heeft nooit afscheid hoeven te nemen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *