Paaltje (Jaap van den Beukel)

PAALTJE

De prachtige omgeving van dat dorp had Stef altijd uitzonderlijk geboeid. Jarenlang had hij met zijn kleine caravan zo’n beetje alle bezienswaardigheden van Europa bezocht en daar ontzettend van genoten, maar als hij dan twee weken later weer door de wijde omgeving van zijn woonplaatsje fietste, was hij daar ook heel, héél erg tevreden over en blij mee. Wat een schoonheid, wat een prachtige bossen, wat een schitterende boerderijen. Als hij daar een uurtje doorgefietst had, waren alle zorgen weer uit zijn hoofd gewaaid.
Totdat.

Totdat hij op een kwade dag door het allermooiste bos in zijn omgeving fietste en zo van de pracht van de natuur genoot dat hij niet in de gaten had dat er langs dat pad een paaltje stond. Er volgde een klap – tegen de voorband – en een smak – van de bestuurder. Het was nog een geluk dat dat paaltje aan de kant tussen de heideplantjes stond en niet – zoals aan de andere kant van het fietspad – aan de asfaltkant. Hij kwam nu wel lelijk op z’n linkerarm terecht, maar als hij de andere kant op was gevallen, kon hij zijn arm weleens gebroken hebben.

Zo goed en zo kwaad als dat ging, kroop hij overeind, veegde het zand van z’n kleren, zag dat hij toch nog een flinke schram aan z’n rechterarm had opgelopen en was blij dat hij voor noodgevallen een pleister in z’n portemonnee had. Die veranderde nu dus van plaats.
Dat z’n stuur scheef stond was een probleem dat hij zelf kon oplossen, maar met die scheur in z’n linker broekspijp kon hij dat niet en moest hij dat uitstellen tot hij weer thuis was. Het waren allemaal overkomelijke schadeproblemen voor een geroutineerd fietser.
Wat hem wel opviel was dat zijn kilometerteller stilstond. Niet zomaar allemaal nulletjes – wat het teken zou zijn geweest dat de batterij de klap niet had overleefd. Nee, op dat ding was duidelijk een getal te zien. Een heel bizonder getal. Een getal dat hij zich niet eens had kunnen voorstellen, waar hij nooit aan gedacht had en zich nooit gerealiseerd had dat het bestónd. Hij keek nog eens en nog eens, maar kon tot geen andere conclusie komen. Hij stapte zelfs af, maar ook dat kon geen verandering brengen. Op die teller stond als afgelegde afstand in kilometers:

1313,13

Hij schrok zich een hoedje. Nooit had hij in dit soort tekenen geloofd, maar het was wel heel frappant dat dit nu het zichtbare resultaat van zijn val was. Hij was er best een beetje ontdaan door, meer nog dan toen hij even daarvoor die smak maakte.
Uit een vorm van onzekerheid drukte hij een paar keer op het knopje van de teller dat de klok aangeeft. Tot zijn grote schrik stond daar

13.13.

Niet te geloven! En daar bleef het nog niet bij, want toen hij het knopje aanklikte dat de gemiddelde kilometersnelheid aangeeft, werd precies hetzelfde getal zichtbaar…

Hij schrok zich een ongeluk. En dat door zo’n stom paaltje. Welke idioot zet nou precies dáár zo’n ding neer. Zijn ze helemaal gék geworden? Daar moest een straf op staan…
Z’n fiets rammelde, de dynamo zat los, het linkerhandvat was beschadigd. En door de pleister die hij op z’n arm had geplakt, werd een rood streepje zichtbaar. Hij was zo in de ban van wat hem was over-komen, dat hij bijna in botsing kwam met een tegenligger. Die schrok daar zo van dat hij keihard riep: ‘Kun je niet een beetje uitkijken, ezel?’
Een eindje verder deed zich een vergelijkbaar incident voor, maar toen was hij geen ezel maar een eikel.
Pas toen kwam hij een beetje tot zichzelf. Bij het volgende bosbankje stapte hij af, keek nog eens goed naar z’n fiets, kwam in de fietstas zijn flesje cassis tegen, nam een paar slokjes en ging toen zitten. Hij dwong zichzelf tot rust en wonder boven wonder lukte dat redelijk.
Als je het goed beschouwt was het natuurlijk niet de schuld van dat paaltje. Hij had gewoon uit z’n doppen moeten kijken. Als je in zo’n natuurgebied rijdt, moet je niet alleen om je heen kijken, maar op een bankje gaan zitten om ervan te genieten. En tot zijn eigen verbazing passeerden er nog zeker tien van dergelijke gedachten zijn geestelijke gezichtsveld.

Na een kwartier op deze manier tegen zichzelf te hebben gesproken, stond hij op. Hij wilde zichzelf dwingen niet meer op die kilometerteller te kijken, want als je er niet op kijkt, kun je ook niet zulke gekke dingen tegenkomen en daar alleen maar negatieve conclusies aan verbinden. Dat wilde hij niet meer, hij liet zich niet meer door dat stomme ding inpakken. Hij schoof het apparaat uit de houder aan zijn stuur en voordat hij het in z’n broekzak stopte, gaf hij er een flinke mep op. Nog heel even keek hij op het apparaatje en zag hij tot zijn verbazing dat er nog maar één getal op stond: een

7.

Het duurde niet langer dan drie tellen voordat dat tot hem doordrong.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *