HARTSTOCHT
Hoe zou die schoft zich morgen gedragen? De rotzak, de hufter… Die benamingen had hij gebruikt toen hij over het Rokin op huis aan ging. In de drukte had menig gezicht hem verbaasd aangekeken. Wat loopt die jongen daar te zeggen? Nee, niet in een mobieltje, maar boos voor zich uit. Schoft, rotzak, hufter.
De boosheid was gaandeweg bedaard. Hij kon nu zelfs een beetje lachen om het gebeurde. Hij was die gladjanus mooi te rap af geweest. Maar hoe nu verder? Hoe kwam hij Sergio weer onder ogen? Hoe zou die zich gedragen, nors en zwijgend, Jaco negerend? Of boos en verontwaardigd: Wat denk je wel van me? Ik heb een vriendin! Ja, hij had Sergio wel eens zien lopen, stevig gearmd met een studente.
Zou Sergio zeggen: Als jij zo doet, barst dan maar met die scriptie van je. Op mijn hulp kun je niet meer rekenen. Zou z’n hartelijkheid veranderen in hatelijkheid?
Jaco lag er wakker van. Naar college gaan of niet? Bleef hij niet liever op z’n kamer, daar kon hij toch ook studeren? Alsof er met die onrust in z’n lijf iets van studeren terecht zou komen. Hij sloeg in het beginnende ochtendlicht met z’n vuist tegen de muur. Verscheidene keren. Je gaat! Je draait je kont er niet voor weg! Niet jij hebt die penibele situatie veroorzaakt, hij!
Jaco stond te kijken in het gangpad van de collegezaal – waar zal ik gaan zitten – toen hij kort en stevig een hand op z’n schouder voelde. Sergio. Ga je straks wat met me drinken in de mensa? Jaco keek hem een ogenblik strak aan en zei: Goed.
Het college ging deze keer over ‘Het lied der dwaze bijen’. Even kwam de gedachte bij Jaco op: Dat doet hij om mij en schimpscheut te geven. Heimelijk laat hij me voelen: Jij bent als de bijen die de aardse geneugten ontstijgen om het niet te benoemen geluk in hoger sferen te zoeken. En verbeeldde hij het zich dat Sergio bij het reciteren van de zin ‘Niemand kan van nature zijn hartstocht onderbreken’ in zijn richting had gekeken? Maar ondertussen: wat een gedicht! Jaco nam zich voor om alles van Martinus Nijhoff te lezen, ook zijn spelen in ‘Het heilige hout’ en zijn beschouwingen in ‘Gedachten op dinsdag’. De scriptie moest goed worden, met of desnoods zonder Sergio.
Wegdromend dacht hij: Zelf, ik zou zelf wel dichter willen zijn. Natuurlijk, met een eigen thema. Je moest dicht bij jezelf blijven, schrijven over wat je echt bezighield. Hij dacht aan de brief die hij aan z’n ouders had geschreven. Wat hij daarin omzichtig ter sprake bracht, zou hij daarover durven dichten?
Sergio zei tot besluit van het college: En jij, Jaco, je houdt je al een poos intensief met Nijhoff bezig, geeft je mening eens over dit gedicht. Jaco ging staan, nam z’n spullen bij elkaar, deed z’n spullen in z’n rugzak en zei tenslotte bedachtzaam: Het is ongeveer een van de mooiste gedichten die ik ken.
Hoezo ongeveer, vroeg Sergio, heb je geen duidelijker antwoord? Het is me een raadsel, zei Jaco, hoe iemand zo’n gedicht kan schrijven. Het gedicht zelf is raadselachtig, het blijft boeien, bij iedere lezing.
Dat geldt voor elk goed gedicht, zei Sergio. Daarmee had hij het laatste woord. Althans in de collegezaal. De mensa wachtte.
Heb je alleen aan jezelf gedacht, vroeg Sergio toen hij Jaco aan een tafeltje zag zitten met z’n ‘aardse geneugten’ van koffie en notenkoek. Nee, zei Jaco, maar ik kon niet ruiken wat jij wilde hebben. Zeg het maar, ik haal het voor je. Ik red mezelf wel, zei Sergio.
Nog voor hij z’n glas bier had neergezet, stak hij van wal: Raadselachtig noemde je het gedicht. Raadselachtig ben je zelf. Waarom ben je er gisteren vandoor gegaan? Je hebt me voor schut gezet in het hotel! Ik had een kamer besproken voor ene goed gesprek en een tafel in het restaurant voor ene goed maal en jij kruipt er zonder een woord tussenuit. Onbehoorlijk vind ik het, om niet te zeggen onbeschoft!
Jaco keek Sergio recht in het gezicht en zei: Je had een slaapkamer besteld.
Nou en? gaf Sergio terug, die kamer had een ruime zithoek en een prachtig uitzicht. Wil je elkaar beter leren kennen, dan moet je de tijd nemen voor een goed gesprek. Zo’n gesprek kan een openhartig karakter krijgen, zo openhartig zelfs dat je samen in bed belandt. Je bent toch niet zo wereldvreemd dat je niet snapt dat een plezierige ontmoeting daarop uit kan lopen?
Daar hoef je toch niet wereldvreemd voor te zijn, reageerde Jaco heftig, om de ontvangst van gisteren benauwend te vinden.
Het was een poos stil. Toen zei Sergio: Dan heb ik je verkeerd ingeschat. Maar Jaco, je denkt toch niet dat ik je tot iets wilde dwingen? Je hebt toch een mond. Je kon het me toch zeggen, hoe en wat. Ik ben zwaar in je teleurgesteld.
Jaco zag het vertrokken gezicht van Sergio en zei: Je gaf me het gevoel een fuik in te zwemmen. Ik dacht: Waar ben ik mee bezig? In een opwelling vluchtte ik. Eenmaal op straat noemde ik mezelf een lafbek. Maar toch, je nam me onvoorbereid mee naar een slaapkamer annex badkamer. De bedoeling was duidelijk, praat daar alsjeblieft niet omheen. Maar ik had het je pal in je gezicht moeten zeggen: Dit wil ik niet.
Er was een geluk bij een ongeluk, deed Sergio opeens luchthartig, ik kon mijn vriendin bellen en dat zat mee. Emilia wist zich gisteravond vrij te maken en heeft met mij gegeten in het restaurant. Een heerlijke maaltijd, maar de avond had voor mij een bittere bijsmaak.
Ook voor mij, Sergio, maar je hebt me gescherpt, vandaag ontloop ik het gesprek niet, antwoordde Jaco. Ondertussen begon de mensa vol te lopen en roezemoezig te worden. Nu we toch bezig zijn elkaar de maat te nemen, zei hij gedempt, je hebt een hartsvriendin, Emilia, en je voelt je ook aangetrokken tot mij. Je bent dus, en dat vind ik behoorlijk verwarrend, biseksueel.
Biseksueel, zei Sergio, een afschuwelijk woord, gebruik het alsjeblieft nooit weer. Gewoon, ik houd van Emilia en ik houd van jou. Het bestaan heeft veel kanten, net als een diamant.
Een geslepen diamant, kon Jaco niet nalaten te zeggen, en het is maar net hoe het licht erop valt. Ik vond je sympathiek en wat niet al, maar ik houd niet van je, ik bedoel: eros komt er niet aan te pas, dat zeg ik je ronduit.
Heb ik je goed verstaan, zei Sergio met een grimlach, je vond me sympathiek. Verleden tijd.
Onvoltooid verleden tijd, verbeterde Jaco. Wat mij betreft, we gaan opgeruimd verder. En ook dat versta je goed: opgeruimd. Hij stond op en deed z’n rugzak om.
Mag ik je een zoen geven? vroeg Sergio.
Vooruit dan maar, zei Jaco, vanwege de verzoening. Maar voortaan liever niet.
Lief dichtertje, deed Sergio meewarig, wat zeg je het weer mooi. Hier, een kus. Ik zeg het met een oud Hollands gezegde: Je danst op een papieren zoldertje.
Beter dan rond een gouden kalf, lag Jaco op de tong, maar hij liet het erbij en ging lichtvoetig op huis aan. Af en toe grinnikte hij en prevelde: Ik dans op een papieren zoldertje. Ik dans. Ik dans. Op een papieren zoldertje. Hij maakte er vrolijke passen bij. Mensen om hem heen schoten in de lach. Het deerde hem niet. Geheimtaal, dacht hij, geheimtaal van een dichter. Niet te bedwingen. Hoe zei Nijhoff het ook alweer? ‘Niemand kan van nature zijn hartstocht onderbreken.’ Z’n gezicht stond opeens ernstig. Hartstocht. De brief. Kwam er maar antwoord.
==========================================================================
In de vroege ochtend van 22 december 2015, vlak voor Kerst, is ons erelid Jaap Zijlstra overleden. Jaap was dominee, dichter, presentator, maar voor de leden van Schrijverscontact was hij toch vooral ‘onze voorzitter’. Jarenlang zat hij in het bestuur van onze vereniging, als voorzitter en als secretaris.
We bewaren warme herinneringen aan de voor- en najaarsbrieven die hij als secretaris aan ons stuurde, handgeschreven zoals alleen hij dat kon. De enveloppen voorzag hij van prachtige postzegels en mooie plaatjes. Jaap was voor Schrijverscontact heel belangrijk, andersom was Schrijverscontact voor Jaap minstens zo belangrijk.
Voor zijn 80e verjaardag kreeg hij een boek dat door alle leden was samengesteld en bestond uit persoonlijke boodschappen, foto’s, verhalen en gedichten. Hij was er zeer verguld mee, en hij was aangedaan toen hij hoorde dat hij erelid van onze vereniging werd. Onze bijeenkomsten kon hij toen vanwege zijn broze gezondheid niet meer bezoeken, maar hij bleef meeleven. Wanneer er een nieuw gedicht of verhaal op de website van Schrijverscontact stond, liet hij het weten als het hem aansprak. Jaap was een herder voor velen, zelfs toen hij erg ziek was. De laatste jaren bemoedigde hij heel veel Facebookvrienden met gedichten die hij steevast om middernacht op zijn account plaatste.
Sinds 9 december bleef het stil. Zelf kondigde hij dat de dag ervoor aan en sloot af met dit gedicht:
VERWACHTING
Als de dag begint te doven
en de zon mij niet meer ziet,
als de schemering gaat komen
en ik stil word van verdriet,
als de nacht valt en mijn vogel
niet meer opdaagt met een lied –
na mijn duisternis Uw licht,
na mijn zwijgen Uw gedicht.
We herdenken Jaap met warmte en liefde. Hij zag uit naar Christus. Het is een grote troost te weten dat hij nu bij zijn Schepper is, over wie hij zelf zoveel moois heeft geschreven.