DE SIGAREN VAN DE FARAO
“Ik ben niet duur, hoor,” riep ze me toe, toen ik het kleine woordenboek teruglegde in de doos. Ze beheerde een groot blauw zeil dat tussen de stroopwafelkraam en de visboer op de grond was uitgespreid. Haar stem klonk deftig. Ik zag een voornaam dametje staan met zilveren haar.
“Mag ik eens even zien wat u daar had?” vroeg ze. Ze moest wel in de tachtig zijn. Haar titanium brilletje schitterde in het zonlicht. Ik nam het boekje weer uit de doos, deed een voorzichtige stap tussen de borden, 8de vazen en het glaswerk en reikte het haar aan.
“Ach ja, Zakwoordenboek van de Urologie. U mag het hebben voor 1 euro. Bent u geïnteresseerd?”
“Ik hou van woordenboeken, mevrouw. En dan uitgerekend dit: 4000 urologische vaktermen. Boeiend. Nee, nee, duur bent u niet.”
Zou ze arts geweest zijn? vroeg ik me af. Een dame van stand in een zwarte jurk.
“Maar dan moet u deze doos ook nog even inzien. Studieboeken van mijn dochter.”
Ik zag het Handboek voor de Urologie, driedelig.
“Mijn dochter is arts moet u weten, en ze heeft zich gespecialiseerd tot urologe. Maar sinds vorig jaar is ze weer huisarts. Ze werd niet gelukkig op die afdeling.”
Ik pakte deel 1 dat vol stond met foto’s en tekeningen. De tekst was bewerkt met een merkstift. Ik legde het terug bij de andere delen.
“Ik hou het maar bij dit woordenboekje, voorlopig,” zei ik.
“Mijn kleindochter studeert ook medicijnen, in Nijmegen.”
“Knappe dochter, knappe kleindochter!”
“Ja, en ze zijn inderdaad nog mooi bovendien.”
Oma mocht er zelf ook nog zijn. Achteraf had ik natuurlijk spijt dat ik die wonderlijke handboeken niet had gekocht.
In de weekkrant van het vakantiedorp had ik gelezen dat er op de vrijdagmarkt plekken vrij waren. Je kon daarop inschrijven als je boeken of spulletjes wilde verkopen. De eerste vrijdag was er nauwelijks iets. Eén heer had een boek over archeologie dat ik wel wilde kopen. Bij het omslaan van de bladen, thuis op het terras, rook ik zeer oude tabakslucht.
De volgende vrijdag fietste ik opnieuw naar de markt. De mooie oma van de urologie was er niet, maar op haar plek stond nu een grote open aanhanger vol rijen boeken. In dozen op de grond stond een complete encyclopedie.
Ik boog me over de enorme voorraad. Wat een mooie boeken. Ik haalde er verscheidene uit. Sommige voelden wat vochtig aan, waren ook vlekkerig. Maar toch: kunstboeken, filosofie, geschiedenis, literatuur… Geweldig.
Er was één nadeel: Het leek wel of ik in mijn eigen boekenkast zocht. Een omgevallen boekenkast. Mooie ruggen, die ik herkende. Ik zag boekenprogramma’s terug, zoals Dit is: Adriaan van Dis. Het interview met Annie Cohen-Salal over Sartre, met Umberto Eco en zijn De naam van de roos, of met Irene Dische: Vrome leugens.
Maar er lag genoeg onbekends. Balzac: Een vrouw van dertig, Einstein: Verzamelde teksten. The Tate Gallery, an illustrated companion. En pas toen zag ik, met de companion in mijn hand, dat de koopman een vrouw was. Ze had wel wat van zo’n beschaduwde Renoir-schoonheid, met haar lachje, haar opgestoken haar, haar parasolletje.
“Wat kost dit boek, mevrouw?”
“Alles is 1 euro, meneer. Er is geen verschil.”
“Ik pakte daar net een mooi boek over Renoir en dat voelde nogal vochtig aan. Hebben ze lang opgeslagen gelegen in de garage?”
“O, nee. Woensdag stond ik op een andere vakantiemarkt. Ik was er een beetje laat bij toen het begon te miezeren. Vandaag is het gelukkig beter weer,” zei ze en draaide demonstratief haar parasolletje rond.
“Ik zie veel moois, maar het is net of ik in mijn eigen boekenkast kijk. Allemaal dubbele. Gaat het trouwens goed met de handel?”
Heel even zag ik haar gezicht betrekken.
“Ik zit hier vanaf 10 uur. En dit heb ik binnen.”
Ze liet me een handje euro’s zien. En het was al 3 uur.
“Deze dozen op de grond, de complete Winkler Prins, is daar niemand voor?”
“Een tientje voor alle delen. Nee, de mensen kijken er niet eens naar. Wikipedia, hè?”
“Daar liggen de Psalmen van Ida Gerhardt, een kostbaar boek.”
“Ik heb er niets mee. Ik ben niet kerkelijk. Weet u: U bent de eerste die iets over de boeken zegt. Ze waren van mijn moeder. De meeste mensen pakken een boek, bladeren even en lopen weer door. U herkent de boeken. Moeder is vorig jaar overleden. We zijn bezig het huis leeg te maken. De boeken bij het oud papier doen, vind ik het laatste. Daarom zit ik hier. Mijn man klust in het huis, oma past op de kinderen. In de herfst verhuizen we van de stad naar hier, is het plan.”
“Het is net of ik uw moeder een beetje ken. Ze hield van kunst. Ze reisde graag.”
Ik wees naar de afdeling reisgidsen. Londen, Parijs, Berlijn. Maar ook Mexico, Egypte, Japan. “En ze las veel, vooral Franse auteurs. Engelsen in het Engels. Ze interesseerde zich voor filosofie.”
De dochter stond op. De steel van de parasol rustte op haar schouder en haar gezicht kwam mooi uit tegen het patroon van zomerbloemen.
“U treft haar goed. Moeder was kunstschilder. We woonden in een groot huis. Mijn vader was musicus. Organist. Hij gaf muzieklessen op de vleugel in de muziekkamer. Toen hij was overleden, heeft moeder langzamerhand alle muziekboeken van de hand gedaan. En nu verkoop ik haar boekenverzameling.”
Het rook heerlijk naar stroopwafels. De groenteboer aan de overkant prees zijn aardbeien aan. Slechts een enkele marktbezoeker keek terloops naar de boeken.
“Wat zou ik graag ook de muziekboeken hebben bekeken. Pianospelen is mijn hobby. Vanavond ga ik hier in de Catharinakerk naar een orgelconcert.”
De vrouw klapte haar parasol dicht en keek me een poosje aan. Ze leek iets te willen zeggen en zweeg toen toch. Ze kwam tussen de dozen door naar mijn kant van de kar. We keken samen zwijgend naar de boeken en toen zei ze:
“Mijn vader was organist van de Catharinakerk. Een jaar of acht geleden zei de dokter dat hij vanwege zijn hart beter kon stoppen met dat deel van zijn werk. De orgelcommissie organiseerde een afscheidsbijeenkomst. Mijn geleerde zus kwam ervoor over uit Brussel. Na alle muziek van collega’s en alle bloemen en toespraken zou mijn vader ten slotte zijn lievelingsstuk spelen, een toccata van Bach. Hij beklom de orgeltrap en op de galerij zakte hij in elkaar. Onze huisarts was ook in de kerk, maar hij kon niets meer doen. Moeder was toen 57. Sindsdien wilde ze niet meer. Ze las niet meer, ze schilderde niet meer. Ze raakte aan de drank. Mijn kinderen hebben opa niet bewust gekend. En oma werd steeds onbereikbaarder. Ze kreeg kanker en vorig jaar is ze overleden.”
We hadden elkaar niet aangekeken tijdens haar spreken. Kijkend naar de boeken in de kar had ze dit intieme verhaal verteld. Nu keek ze even op, met een glimlach. Haar verhaal raakte me. Misschien meer nog de manier waarop ze me in vertrouwen nam.
“Vindt u het niet moeilijk, hier nu de boeken van uw moeder te verkopen? Of is het misschien juist een manier van rouwverwerking?”
“Ik ben hier al zo lang mee bezig. Vorige week was mijn zus over uit Brussel. Dan moeten we ineens veel beslissen. Toen hebben we ook de as van moeder bij vader gezet. Straks is het huis klaar en komen we hier weer wonen. In het huis en het dorp van mijn jeugd. Ik kijk ernaar uit.”
Ik pakte de stapel van vijf boeken die ik had uitgezocht. Ze legde haar sierlijke hand op het bovenste, Japanse Grafiek.
“Ik zou het fijn vinden als u de boeken zonder betalen mee zou willen nemen. Moeder en u hadden het samen uitstekend kunnen vinden. Ik schenk ze u, omdat het me blij maakt.”
Ik aarzelde een moment.
“Ik snap het. Dank voor je verhalen, die voor mij nu met de boeken verbonden blijven. Ik zet ze bij elkaar in mijn kast. Een monumentje.”
Ze legde haar handen even om de mijne die de boeken droegen.
Op weg naar de fiets en de fietstassen bedacht ik dat ik Kuifjes De sigaren van de Farao was vergeten, het enige stripboek in de bak. Een verwijzing naar de reis naar Egypte, zonder twijfel. Ik haalde een tientje uit mijn portemonnee.
Met de fiets aan de hand liep ik terug. Ik zag de vrouw niet meer, maar even later kwam ze aanlopen, etend uit het bakje druiven dat ze net had gekocht.
“Ik dacht ineens: ik heb De sigaren van de Farao niet meegenomen. Mag ik die nog ruilen voor dit? Dat is dan bestemd voor ijsjes, vanavond, een toetje met de kinderen.”
Ze nam het biljet aan en zei:
“Pak het boek maar. Sigaren voor ijs! Prachtig. En neem meteen wat van mijn druiven mee, voor onderweg.”
Thuis, op het terras, was Kuifje het eerste boek dat ik inkeek. Bij het doorbladeren zag ik hem met Bobby lopen langs de sarcofagen in de koningsgraven. ’t Was net of ik sigaren rook.
Een ontroerend en overtuigend verhaal, Wim. Dank!
Mooooooooooooooi
Hallo Wim,
Mooi verhaal zo aan het begin van het weekend; het doet me denken aan de tijd van vroeger op school wanneer je ook wel eens een en ander vertelde!
Dag Wim. Wat een genoegen om met dit verhaal het weekend te beginnen.
Een zeldzaam mooi verhaal Wim
Oh, wat een mooi verhaal.
Opmerkingsgave, ernst, humor.
Een bijzondere familie, die Zijlstra’s!
Door Jaap leerde ik u kennen, al heb ik u nooit de hand geschud.
Ik hoop dat u het goed maakt, en ook uw broers en uw zus Martha.
Met hartelijke groet
vanuit Vorden in de goede oude Achterhoek,
Jannie Bakker
(was ooit: Jannie Terpstra-Bakker)