Een lied voor de gelegenheid (Wim Zijlstra)

EEN LIED VOOR DE GELEGENHEID

Het begon met Aart Groen, mijn pianostemmer. We hebben uitgerekend dat hij hier al 23 jaar komt. Hij blijft altijd staan en wil nooit iets drinken. Een wellevend mens, niet groot van gestalte en vol humor. Je kunt horen dat hij in Amsterdam geboren is. Het stemmen begint nadat we uitvoerig hebben bijgepraat. Zijn pianistencarrière mislukte, omdat hij zich nergens beroerder voelde dan op een podium. Hij ging lesgeven, stemmen, restaureren en handelen. En pas de laatste jaren noteert hij de muziek die hij eerder voor zichzelf hield. De bundeltjes deelt hij uit aan liefhebbers. Ik ben zo’n liefhebber.
Ieder jaar zei hij over mijn Koreaanse piano: ‘De Samick staat er zeldzaam goed bij. Zo toonvast heb ik er geen ander.‘
Dit jaar zei hij: ‘Wat vínd je nou eigenlijk van je piano?‘
En voor het eerst in 28 jaar bekende ik dat hij goed was voor mijn techniek, maar stug in de omgang. Hij had weinig empathie. Zo hard als zijn glanzende witte huid. Mijn oordeel was ook hard.
‘Ik heb hem op zijn uiterlijk gekocht, Aart. Tienduizend gulden, dat moest een goeie zijn. In 10 minuten had ik op het industrieterrein in Culemborg mijn handtekening gezet. Ik vind het, nu je dat zo vraagt, een tamelijk ontoegankelijk instrument.‘
Aart haalde een visitekaartje uit zijn gereedschapskoffer.
‘Bij jou hoort een romantische piano. Ga eens naar deze zaak, niet ver. Ik zag er gisteren een mooie Hoffmann staan. Niet jong, maar goed gerestaureerd en met een warm hart.‘

Het heeft een paar weken geduurd eer ik dacht: ik kan toch gewoon gaan kijken? Ik begon met de site, toen bekeek ik de route, en vervolgens stond ik op een goeie dag voor de winkel. Twee identieke banieren flankeerden de zaak: MUZIEKHUIS HASSELT.
De zon spiegelde in de drie grote ramen die bijna tot de grond doorliepen. Rechts zat een brede oranje toegangsdeur. Ik stapte naar binnen onder het getinkel door van de winkelbel. Ik stond in een lichte ruimte ter grootte van een klaslokaal. Er was niemand. Er stonden acht piano’s, de meeste zwart, en allemaal open. Achteraan rechts zag ik de enige vleugel van een imposante Liszt achter het klavier te midden van collega-musici. staan. Er waren ook gitaren en blokfluiten en langs de achterwand stond een kast met bladmuziek. Ik had in de stilte alle tijd om rond te kijken. Boven de vleugel hing de uitvergrote litho Een kwart van de ruimte was afgeschut met een glaswand. Daar was de doorgang naar het woonhuis en daarvandaan kwam een man van een jaar of vijftig tevoorschijn. Lang en mager. Dat moest de Emiel Sterrenberg van het visitekaartje zijn. Hij gaf me een slanke hand en keek alsof hij me kende en verwachtte.
Ik vertelde hoe ik zijn muziekhuis had gevonden, over Aart Groen dus, en wat die vond van mijn witte Koreaan en hoe enthousiast Aart was over de Hoffmann & Kühne hier.
‘Ik ga vanmiddag geen keuze maken, maar ik wil graag zien en horen wat u heeft en wat u vindt.’
‘U mag op alle piano’s spelen, behalve op deze.’ Hij wees op de zwarte vleugel. ‘Dat is mijn Petrof. Een Tsjech. Maar hier staat de Hoffmann die uw stemmer bedoelde. Neem de tijd. Ik ga een kopje thee halen.‘
Dit had ik nog nooit meegemaakt. Ik was alleen, maar in goed gezelschap. Wat een verscheidenheid aan karakters, wat een verschillende verhalen ook.
Ik begon met de P.Emke, uit Duitsland, honderd jaar oud, te koop voor weinig geld, met één jaar garantie, maar ontroerend muzikaal en goed gestemd. Daarbij vergeleken was zijn buurman, Ritmüller, een nieuwe Chinees met een aangenomen naam, een kind. Speels maar zonder reliëf. Emiel had ook gewezen op een andere Petrof, een grote bak met Jugendstil-front, honderdtwintig jaar, met beschadigde toetsen en een versleten mechaniek, maar als je speelde kwam er een boeiende geschiedenis naar voren. Wat een indrukwekkende verschijning.
Emiel had intussen een blad met twee glazen thee binnengebracht. Hij had wel iets van Tsjechov: kleine ronde brillenglaasjes en grijze krulletjes rond zijn hoofd.
‘Ik hoorde u net een stuk van Aart Groen spelen. Leuk. Kijk, ik heb dat boekje ook.‘ Ik had het al zien staan op de lessenaar van de vleugel. We stonden aan weerszijden van de kleine toonbank met kassa. Hij wees op de cello, die schuin tegen de Petrof leunde.
‘Mijn favoriete instrument, maar ik heb een blessure van teveel spelen.‘ Hij streek over zijn schouder. ‘Ik ben overgestapt naar de vleugel.‘
Hij vroeg naar mijn muzikale geschiedenis en toen bleek dat hij de muzikaliteit ook van zijn vader had, die geen noot kon lezen, maar bijkluste als jazzpianist. Emiel pakte de lege glazen en verdween achter de privé-wand.
‘Roep maar als u uitgespeeld bent.‘

De Hoffmann was inderdaad de mooiste. Een hoge piano, licht-eiken, prachtig gereviseerd, uit 1929. Van de twee uur dat mijn bezoek duurde, heb ik de meeste tijd achter de Hoffmann & Kühne gezeten. Een geduldig instrument dat goed kon luisteren, maar zelf ook een heel repertoire had. Eén octaaf was wat wankelmoedig. Toen mijn vingers daarover heen en weer bleven rennen, hard en zacht, kort en lang, kwam Emiel weer binnen.
‘Ik hoor het, daar kan ik wel wat aan doen.‘
‘U hebt hem goed verzorgd, de ouwe jongen.‘

Emiel zwaaide me uit.
‘Laat alles bezinken en kom nog eens terug. Neem de tijd.‘

Jammer dat hij zo weinig voor de Samick bood. Hij adviseerde hem op Marktplaats te zetten. Ach, die arme Samick. Wit verkoopt niet, heet het. Thuisgekomen streek ik een beetje schuldig over zijn toetsen.

Na een week vond ik dat ik Sterrenberg een mailtje moest sturen.

Beste Emiel (als ik zo vrij mag zijn),

De pianohandel bloeit. Ik heb drie andere zaken bezocht.
Van Beek, in de stad, heeft vooral Yamaha’s en één ervan houdt me bezig. Twintig jaar oud. Hij geeft het dubbele voor mijn Samick. Wit is geen bezwaar. Ik had de indruk dat Van Beek een beetje moe was van een leven lang met piano’s slepen.
In de Hessenpoort staat tussen bouwmarkten en woongiganten een steriel gebouw van glas, met grindtegels op de vloer. Vijftig nieuwe Yamaha’s staan eenzaam te twinkelen in het licht van de overdaad aan plafondspots. Geen klanten. Eén verkoper die zonder ophouden liep te telefoneren.
In Heino staat een mooie zaak van Grasmeyer. Personeel met logo’s op de borst. Veel geprobeerd. Ik heb een Sauter gereserveerd. Zo goed als nieuw. Ze geven het driedubbele voor de Samick, maar dan blijft de prijs nog hoog. Ik zoek wel verder.

Emiel schreef dezelfde dag terug:

Beste Wim,

Wees zo vrij. Ik had een goed gevoel bij je zorgvuldige onderzoek. Ik snap dat je na een leven lang pianospelen nu geen miskoop wil doen. Veel succes. Je bent altijd welkom.

Drie dagen later belde hij op.
‘Als je kunt, heb dan nog even geduld. Ik heb een verrassing. Komende vrijdag heb ik hem schoongemaakt en nagekeken. Ik denk dat dit is, wat je zoekt.‘

Op de plek van de robuuste Emke verborg een wit laken het geheim. Emiel kwam stralend te voorschijn uit zijn hoek.
‘Mijn zaak is niet groot, maar er zit altijd beweging in. Niets is hier voorspelbaar. Ik kreeg een telefoontje van een oude klant. Of ik belangstelling had voor de piano die ik in ‘98 geleverd had. Ik zag uiteraard meteen die mensen voor me en de serre waarin hun piano stond, die ik altijd in onderhoud had. Ze moesten kleiner gaan wonen. Ik ben meteen langs gegaan. Voilà.‘
We maakten er een plechtige onthulling van, elk aan een kant van het laken. Een glimmende, zwarte Petrof, de klep opengeslagen, de 88 toetsen een lust voor het oog, de pedalen gepoetst, de kast zonder kras of buts.
‘Je mocht niet op de vleugel spelen, omdat daarna alles tegenvalt, was mijn idee. Nu mag je ook op de vleugel, want dit broertje is tegen hem opgewassen. Speel maar. Speel maar.‘
Emiel had zich niet vergist. Een Chopin-wals, een Ariëtta van Haydn: ik vond mezelf, ik verloor mezelf, ik was thuis. Dit was hem.

De Samick heeft geluk gehad. Een dameskoor van naam zag zijn portret op Marktplaats staan en was verkocht. Toen de verhuizer hem in een zwarte deken hulde en naar buiten reed, dacht ik even aan een begrafenis, maar dat is overdreven. Een nieuw leven voor hem. Jubilate.

De Petrof staat naast me, stil. Niet lang. Ik moest dit verhaal vertellen, maar nu sluit ik het document, met dank aan Aart. Ik ben benieuwd naar het lied dat Petrof heeft verzonnen voor de gelegenheid. Ik zal het met heel mijn hart tevoorschijn spelen.

1 reactie

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *