Voorjaarsvergadering 2019

(De Witte Huisjes te Bunnik, 6 april 2019)

Aanwezig: René van Loenen, Ati (en gast Rien) van Gent, Greetje van den Berg, Clemens van Brunschot, Irene Postma (verslag), Johan de Groot, Jaap van den Beukel, Fiet van Beek, Dirk Idzinga en Mieke van den Berg, Els Florijn, Jaap de Gier, Jan Groenleer, Bert de Jong, Paulien Leenman, Henk van Loenen, Henk van ter Meij, Kitty Op’t Land, Laura Reedijk, Alfred Valstar, Sytse van der Veen en Wim Zijlstra (totaal 23).
Afgemeld: Ria Borkent vanwege de presentatie van haar debuutroman, Hans Werkman die daarbij aanwezig was, Henk Fonteyn was in Israël, en Len Borgdorff (te elfder ure die ochtend afgemeld toen ik mijn computer reeds had toegedaan).
Kaarten met goede wensen naar Jantje Bazuin, Anton Chardon, Sietsche Lijklema, Jelle Tjalsma en felicitaties naar Ria Borkent.

Welkom en opening door voorzitter René van Loenen. Hij meldt ook Lodewijk Crijns af, die hij ontmoette bij de wandeling die door slecht weer is uitgesteld naar 15 juni. Crijns was niet meer te bereiken en ze hebben samen toch gewandeld tot het noodweer losbarstte. Plan was dat hij zou komen kijken en dan eventueel ook lid zou worden, maar aangezien op 4 april zijn vader overleden is wordt zijn komst uitgesteld. René leest psalm 21 en het gedicht “Bijna al” van Hans Werkman uit zijn bundel Duizend bunder.

René van Loenen: Joost Zwagerman
René spreekt over Zwagermans postuum verschenen bundel Wakend over God in samenhang met het kort voor zijn dood uitgekomen boek De stilte van het licht over schoonheid en onbehagen in de kunst. We krijgen een A4-tje met daarop de gedichten Hier, Klaar, Korrel, Grond, Bestaan, Lief uit Wakend over God en een afbeelding van Wit suprematistisch kruis van Kazimir Malevich. Centraal staat de vraag of Zwagerman zich in deze gedichten laat kennen als mystiek dichter of als gekweld romanticus. Zijn verlangen om te verdwijnen wijst in de richting van het eerste, zijn worsteling met God of de engel in de richting van het tweede.
Van het gedicht Hier is de slotstrofe intrigerend. Het doet denken aan Achterberg’s Deïsme. Is God daar nog een koopman in oud roest, hier is er niet meer dan een vage verwijzing. Waarnaar verwijst ‘Hier’? Drie overwegingen: 1. Het ongerepte (paradijselijke), 2. Het ultieme kunstwerk, het perfecte dat de deur naar God opent (Malevich, witte vorm tegen witte achtergrond) en 3. Een schilderij van Mark Mulders, een paradijselijke bloemenzee met Eva bij de pols door God vastgehouden.
Uit een artikel in Trouw blijkt er een mailwisseling tussen Zwagerman en Mulders te zijn geweest vier maanden voor de dood van Z. waarbij M. een passende illustratie zou maken voor elk gedicht, wat resulteerde in een expositie van 12 gedichten met 12 illustraties.
Net als M. had Z. een rooms-katholieke achtergrond. De bundel Wakend over God zag hij als ‘religieuze coming out’. “Tien jaar geleden had ik dit niet kunnen/durven schrijven.” Nu was hij de schaamte voorbij het gesprek met God aan te gaan zonder naar zijn gunsten te dingen.
Zwagerman kan onder de Maximalen worden gerangschikt. Waar Brinkman schrijft dat de stijl van Z. meer verstild geworden is, is René het daarmee niet eens. In Korrel is nog steeds dat straatrumoer, het taalgebruik van Maximalen, nu verbonden aan mystiek verlangen. Het werkt vervreemdend en roept een beeld op van de gekwelde romanticus (vgl. Haverschmidt) die niet kan leven in de werkelijkheid die haaks staat op het ongerepte.
In het gedicht Grond projecteert Zwagerman zijn depressiviteit op God (die dan ook depressief is). Jaap Goedegebure spreekt van goddelijke waanzin. Daarbij ligt genialiteit en waanzin in elkaars verlengde (vgl. alter ego Roeshoofd uit de bundel Roeshoofd hemelt, 2005). Het gevecht met God is daarin het eerste thema, het tweede is het verlangen om er niet te zijn.
In Bestaan hinkt hij op twee gedachten: Hij is er niet, toch is Hij er. “Ik ben er evenmin”, “Dagelijks staat Hij in mij op.” Het verdwijnen in en voor de kunst is een ideaal.
De titel ‘Wakend over God’ is prikkelend voor gelovigen: God waakt over ons (Ps.121). Zwagerman draait de zaak om en suggereert dat God moet worden geholpen (vergelijk Reve: ‘Dan denk ik dat U liefde zijt en eenzaam’.
Het laatste gedicht op onze handout, Lief, komt in de buurt van verstilling. Maar zegt: Misschien word ik door God gemist. Een stellig ‘God ademt mij’. Heel anders dan het gedicht van Hans Werkman Bijna al, dat eindigt met: “Het wordt weer stil van binnen, lieve Heer. U bent niet langer weg, U ademt weer. Bijna al kan ik een lofliedje fluiten. Bijna al daalt uw adem in mij neer.”

Na de pauze zijn er wat opmerkingen. Alfred Valstar ziet een “korrellatie” met Bob Dylan ‘Every grain of sand’. Jaap de Gier vergelijkt het gedicht ‘Lief’ en de merkwaardig mooie slotregel met ‘Het spel van de Wilde Jacht’ van Achterberg. Clemens vraagt naar de achtergrond van de zelfdoding van Zwagerman. Els Florijn antwoordt: “Zijn vriendin was zwanger. Zijn vader ging net zo weg, om het ongeboren kind in de steek te laten. Hij kon niet omgaan met de zwangerschap van zijn vriendin”. René herinnert aan het lange gedicht waarin hij is verdwenen in een schilderij en zijn kinderen ziet langskomen.
Johan de Groot citeert uit een boekje van Max Velthuis over Kikker, waarin een wit schilderij voorkomt en gezegd wordt: “Ik zie er van alles in”.

Privacywetgeving en website en overige mededelingen
Clemens heeft het minder leuke onderwerp privacy uitgebreid aandacht gegeven. Grondgedachte was de wet te respecteren en het verder zo simpel mogelijk te houden. De verklaring zoals die in de voorjaarsbrief stond wordt met algemene stemmen aangenomen.
De bundel van Fiet van Beek over Ermelo wordt onder de aandacht gebracht, evenals een crowdfundingactie via voordekunst.nl, voor een boekje over muziek en poëzie, naar aanleiding van een programma op de regionale radio over wereldmuziek waarbij dichters werden uitgenodigd.
René vertelt dat in het kader van Bonhoeffer 75 (jaar geleden om het leven gebracht) in Culemborg op 13 april een publicatie uitkomt en dat ook Gert Jan Segers daarvoor wordt geïnterviewd.

Er wordt afscheid genomen van Ati van Gent en Jaap van de Beukel als bestuursleden.
Ati wordt bedankt voor het jarenlange penningmeesterschap, en dat ze nog wilde blijven tot er een opvolger was gevonden. Haar werk is inmiddels overgedragen aan Johan de Groot, waarbij de bank zo’n 2 maanden nodig had voor alles geregeld was.
Jaap is jarenlang bestuurslid geweest, en hij zal node worden gemist met al zijn kennis en ervaring. Aan hem danken we het bestaan van Eerste Druk en Voor- en Najaarsbrief, die van zijn eigen oude printer rolden, in totaal zo’n 22 – 25.000 bladen. De laatste taak van Jaap is het overhandigen van een complete stapel tot nu toe verschenen publicaties aan Paulien Leenman, een half jaar geleden lid geworden. Als presentje voor hun volbrachte bestuurswerk ontvangen Ati en Jaap de roman ‘Huis aan de Handelskade’ van Ria Borkent.

Na de lunch vertrekt Els Florijn en dan vult Laura Reedijk de middag met aandacht voor de Friese dichter Tsjebbe Hettinga (1949-2013). Biografische elementen verbindt ze met eigen jeugdherinneringen bij haar pake in Engwierum. Het Friese trekt nog steeds. Zijn vader was paardenhandelaar. Hettinga schaatste veel en goed, maar kreeg later netvliesdegeneratie “heb minne eagen”, wat uiteindelijk tot blindheid leidde. Daardoor kreeg hij na de PA geen loopbaan in het onderwijs. Hij kwam als opnametechnicus bij de blindenbibliotheek terecht en studeerde nog Nederlands en Fries. Hij trouwde met Tsjikke Hetman die hij bij het schaatsen had leren kennen. Hij kende (bijna) al zijn gedichten uit het hoofd. Ook wie geen Fries of Nederlands kende, de talen van zijn poëzie, was gebiologeerd door zijn voordracht, zoals in 1993 in de Frankfurter Buchmesse: een indrukwekkende voordracht met een donderende stem. Hij maakt muziek van de taal, met de poten in de Friese klei. Hij was lang verbonden aan het tijdschrift Hjir.
https://www.friesland.nl/fy/aginda/3219830332/sjen-yn-it-tsjuster
Zijn verzamelde gedichten staan in ‘Het vaderpaard / It faderpaard. Alle gedichten’. Laura leest o.a. Lytsje jonge met als refrein: “Jonge, lytsje jonge / Rop my / Rop my werom, werom.
Het vaderpaard verwijst naar een paard dat zijn vader steeds verkocht en terugkocht en dat uiteindelijk voor de lijkkoets liep. Het is de titel van zijn verzamelde gedichten, waar aan de ene kant de Friese versie staat en aan de andere kant de Nederlandse versie. Hoewel Laura de laatste las, was de inhoud wat moeilijk te volgen, vooral de muziek van de taal bleef hangen.

We waren voor drie uur klaar. René herinnerde iedereen aan de komende wandeling op 15 juni “jongen met de driewieler” in Culemborg. Het duurt drie uur waaronder twee uur wandelen. Ook werd de dichtersdag met gecorrigeerde datum genoemd: 14 september. 5 oktober zal de najaarsbijeenkomst zijn. Fiet sloot af met het titelgedicht uit ‘Wie zag ooit witte pauwen?’

De foto’s (je kunt erop klikken) staan hieronder, met dank aan Dirk en Mieke.